In de terugloopunit (TLU) zit een voorraad water. Wanneer de zon
schijnt, start de collectorpomp in de TLU. Deze pomp pompt het
water door de collector, waar het water wordt opgewarmd. Het
warme water circuleert naar de warmtewisselaar in de TLU, hierin
geeft het water zijn warmte af aan tapwater.
Het collectorcircuit is een gesloten circuit; dit water komt niet in
aanraking met het tapwater. Wanneer de collectorpomp
nl
uitschakelt, loopt het water uit de collector terug naar de TLU. De
collector is dan leeg. Dit voorkomt dat de collector kapotvriest of
oververhit.
Op de zonneboiler zit de systeempomp, deze circuleert tapwater
van de zonneboiler naar de warmtewisselaar, in de
warmtewisselaar wordt het tapwater opgewarmd. Het warme
tapwater wordt opgeslagen in de zonneboiler.
Wanneer de gebruiker warm water tapt, gaat de zonneboiler het
voorverwarmde water leveren. Tegelijk wordt de zonneboiler weer
gevuld met koud tapwater via de inlaatcombinatie. Vanuit de
zonneboiler loopt het tapwater naar de naverwarmer, en vandaar
naar de tappunten. De naverwarmer zorgt ervoor dat het tapwater
altijd minimaal 60 °C is. Als naverwarmer is elke CV-ketel met
Gaskeur NZ (Naverwarming Zonneboiler) geschikt. Na de
naverwarmer loopt het tapwater door een mengventiel dat
voorkomt dat de watertemperatuur op de tappunten te hoog wordt.
Het terugloopsysteem heeft als voordeel dat het collectorcircuit
gevuld kan worden met tapwater. Het systeem is hierdoor
onderhoudsvrij. Dit in tegenstelling tot continu gevulde collectoren,
die gevuld moeten worden met glycol om bevriezing te voorkomen.
Deze glycol moet regelmatig vervangen worden.
8
2.2.1. De regeling van het systeem
Wanneer de regeling meet dat de collectortemperatuur minimaal 10
°C hoger is dan de temperatuur onder in het vat, en de temperatuur
bovenin het vat lager is dan 65 °C, zullen beide pompen inschakelen
op maximaal toerental. Dit is systeemstatus Pr (Pre-running,
voordraaien).
Na ca. 400 seconden schakelen beide pompen over op een lager
toerental. Het toerental van beide pompen is afhankelijk van het
verschil tussen de collectortemperatuur en de temperatuur onder
in het vat. Dit is systeemstatus Cr (Collectorbedrijf).
Wanneer het verschil tussen de collectortemperatuur en de
temperatuur onderin het vat minder dan 3,5 °C is geworden, of als
de temperatuur onderin het vat 70 °C heeft bereikt, schakelt de
collectorpomp uit. De systeempomp loopt dan nog even door om
alle ingevangen zonne-energie te verzamelen in de zonneboiler. Dit
is systeemstatus Ar (After-running, nadraaien). Daarna schakelt de
systeempomp uit en komt het systeem in de ruststatus.
Op een zonnige dag kan de temperatuur van de lege collector
oplopen tot ca. 180 °C. Als er dan warm water getapt wordt en de
temperatuur onderin het zonneboilervat daalt, zal het systeem op
een andere manier starten. In plaats van status Pr schakelt het
systeem naar status Sr (Stagnation running, stagnatiedraaien). In
deze status schakelt de systeempomp in op een laag toerental om
het water in het terugloopvat te koelen. De collectorpomp blijft
uitgeschakeld totdat het water in het terugloopvat voldoende
afgekoeld is. Daarna schakelt het systeem over naar status Pr.
De pompen kunnen een pulserend geluid maken, dit is normaal: het
toerental van de pompen wordt geregeld via een energiezuinige
puls-pauzeregeling.
2.2.2. Beveiliging
Als de collectortemperatuur 3 °C of minder is, wordt het
inschakelverschil verhoogd van 10 °C naar 25 °C. Dit zorgt ervoor
dat de collectorpomp niet vroegtijdig start en er mogelijk
bevriezingsgevaar ontstaat. Indien de collectortemperatuur weer
boven de 3 °C stijgt, wordt het verhoogde inschakelverschil nog 24
uur aangehouden.
Wanneer de zonneboiler zijn maximale temperatuur bereikt,
schakelt de collectorpomp uit. Dit voorkomt oververhitting van het
water.