Gebruikershandleiding
4.15
Afschakeling van de afzonderlijke deelnemers - melders (bedieningsfunctie F11)
Met deze bedieningsfunctie is het mogelijk om de afzonderlijke deelnemers van de brandmeldinstallatie uit te
schakelen. Daarbij kunnen ook bijv. doelgericht afzonderlijke melders, stuurmodules of mastermodules worden
uitgeschakeld.
Na de keuze van de functie eerst de betreffende meldergroep kiezen en met
de toets 'AAN' bevestigen. Dan de gewenste deelnemer invoeren door:
- Directe invoer van het deelnemernummer via cijfertoetsen
- Keuze via indrukken van de 'pijltoetsen ↑↓"
Door het indrukken van de 'UIT'-toets wordt de deelnemer uitgeschakeld.
Door het indrukken van de 'AAN'-toets wordt deze weer ingeschakeld.
Wanneer de brandmeldcentrale met een enkel display is uitgerust, dan wordt via de gele LED de afgeschakelde
toestand weergegeven. Naast deze indicatie brandt ook de LED-indicatie "Afschakeling".
4.15.1
Bedieningsvoorbeeld deelnemer aan-/uitschakelen: (bijv. groep 24 - melder 15)
Display-indicatie: Basistoestand
Menu
Prog. Functie
AAN
UIT
4.15.2
Bedieningsvoorbeeld meldergroepen in-/uitschakelen via directe keuze van de
bedieningsfunctietoets ""Melder": (bijv. meldergroep 12-melder 5)
Display-indicatie: Basistoestand
UIT
Lobeco Beveiligingen B.V.
AAN
Toets "AAN" bevestigt de invoer van het meldergroepnummer.
Toets 'UIT' bevestigt de invoer van het deelnemernummer en
schakelt de deelnemer uit.
Toets 'UIT' bevestigt de invoer van het deelnemernummer en schakelt de deelnemer
uit.
Pagina 26 van 26
(keuze bedieningsfunctie 11).
AAN
Toets "AAN" bevestigt de invoer van
het meldergroepnummer.
BMC 1016
NP1021.02