Vertaling van de Documentatie, is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie van de Documentatie. Handelsmerken ® Navico is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS. ® Lowrance is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding ® Bluetooth is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc. ® C-MAP is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
• CE volgens RED 2014/53/EU De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de betreffende productsectie op de volgende website: • www.lowrance.com Landen van beoogd gebruik in de EU AT - Oostenrijk LI - Liechtenstein BE - België LT - Litouwen...
Waarschuwing: De gebruiker wordt gewaarschuwd dat wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor naleving ertoe kunnen leiden dat de bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt te vervallen. Ú Notitie: Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt mogelijke straling van radiofrequente energie en kan, indien niet geïnstalleerd in overeenstemming met de instructies,...
zender waarvoor Industry Canada goedkeuring heeft gegeven. Om de mogelijke radio-interferentie voor andere gebruikers te verminderen, moeten het antennetype en de versterking zodanig worden gekozen dat het equivalent isotropisch uitgestraald vermogen (EIRP) niet meer is dan noodzakelijk is voor succesvolle communicatie.
Pagina 8
• www.lowrance.com De handleiding op het scherm weergeven Met de PDF-viewer in de unit kunt u de handleidingen en andere PDF-bestanden op het scherm lezen. Handleidingen kunt u downloaden in de relevante productsectie op de volgende website: •...
Pagina 9
Voorwoord | ELITE Ti² Gebruikershandleiding...
Pagina 10
Voorwoord | ELITE Ti² Gebruikershandleiding...
Inhoud 17 Inleiding Toetsen Kaartlezer Functies ontgrendelen Apparaat registreren 19 De gebruikersinterface De Home pagina Pagina's met meerdere panelen Applicatiepagina's Dialoogvenster Systeem regelingen 23 Basisbediening De unit in- en uitschakelen Displayverlichting Pagina's en panelen Menu's MOB-waypoint Het touchscreen vergrendelen Schermafdruk 27 Aanpassen van uw systeem Wallpaper van de Home pagina aanpassen De splitsing aanpassen op pagina’s met meerdere panelen...
Pagina 12
De cursor gebruiken op het kaartpaneel Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart 3D kaarten Kaartoverlay C-MAP kaarten Navionics-kaarten Kaartinstellingen 51 Waypoints, routes en trails De dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails Waypoints Routes Over trails 60 Navigeren Over navigeren Stuurpaneel Navigeren naar cursorpositie Een route navigeren...
Pagina 13
Historie weergeven SideScan gegevens opnemen Het beeld instellen Geavanceerde opties Meer opties 84 DownScan Over DownScan Het DownScan paneel Het beeld zoomen Gebruik van de cursor op het paneel DownScan historie weergeven DownScan gegevens opnemen Instellen van het DownScan beeld Geavanceerde opties Meer opties 88 StructureMap...
Pagina 14
102 Audio 102 Over de audiofunctie 102 De audiocontroller 103 Audiosysteem opzetten 103 Een audiobron selecteren 104 Een AM/FM-radio gebruiken 105 AIS 105 Over AIS 105 Selecteren van een AIS-doel 105 Zoeken naar AIS vaartuigen 106 Doelinformatie weergeven 107 Boot met AIS oproepen 107 AIS SART 109 Vaartuigalarmen 109 Symbolen AIS doelen...
Pagina 15
123 Tools en instellingen 123 De werkbalk 124 Instellingen 130 Onderhoud 130 Preventief onderhoud 130 Controleren van de connectoren 130 Reinigen van de display-unit 131 Kalibratie touchscreen 131 Registratie van NMEA gegevens 132 Software updates 134 Servicerapport 135 Back-up maken van uw systeemgegevens 138 Simulator 138 Info over 138 Winkelmodus...
Pagina 16
Inhoud | ELITE Ti² Gebruikershandleiding...
Inleiding Toetsen ELITE Ti² Knop Pagina's • Druk hier eenmaal op om de startpagina te activeren, druk herhaaldelijk kort om de favoriete pagina's te doorlopen Knoppen voor in-/uitzoomen en MOB-knop • Druk hierop om in en uit te zoomen • Door beide knoppen tegelijk ingedrukt te houden, wordt een Man Overboard (MOB) waypoint opgeslagen op de huidige vaartuigpositie...
Kaartlezer U kunt een geheugenkaart gebruiken voor: • Kaartgegevens • Software updates • Overdracht van gebruikersgegevens • Systeemback-ups Ú Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of kopieert naar een kaart met cartografische producten. Dat kan de cartografische informatie op de kaart beschadigen. Functies ontgrendelen Een aantal extra functies kunnen afzonderlijk worden gekocht.
De gebruikersinterface De Home pagina De Home pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de knop Pagina’s te drukken. Instellingen Hiermee opent u het dialoogvenster Instellingen. Gebruik dit om het systeem te configureren. Applicaties Selecteer een knop om de applicatie weer te geven als paneel op volledig paginaformaat.
Werkbalk Selecteer een knop voor toegang tot dialoogvensters waar u een taak kunt uitvoeren of waar u naar opgeslagen informatie kunt bladeren. Pagina's met meerdere panelen Een pagina kan meerdere panelen bevatten. Het aantal panelen op een pagina is afhankelijk van de grootte van uw unit. Paneelformaten in een pagina met meerdere panelen kunnen worden aangepast in het dialoogvenster Systeem regelingen.
Applicatiepagina's Bedieningsbalk Applicatiepaneel Menu Snelsplits pagina’s Elke applicatie met volledig beeld beschikt over diverse vooraf geconfigureerde snelsplits pagina's. Ze tonen de geselecteerde applicatie in combinatie met een van de andere panelen. Ú Notitie: Het aantal snelsplits pagina's kan niet worden gewijzigd.
Favoriete pagina's Het systeem wordt geleverd met vooraf geconfigureerde favoriete pagina's. U kunt de vooraf geconfigureerde pagina's aanpassen en uw eigen favoriete pagina's toevoegen. Zie "Nieuwe favoriete pagina's toevoegen" op pagina 29. De weergavegrootte van de unit bepaalt het aantal panelen dat kan worden opgenomen op een favoriete pagina.
Basisbediening De unit in- en uitschakelen Het systeem wordt ingeschakeld door op de aan/uit-knop te drukken. Houd de Aan/uit-knop ingedrukt om de unit uit te schakelen U kunt de unit ook uitschakelen in het dialoogvenster Systeem regelingen. Als de Aan/uit-knop wordt losgelaten voordat de apparatuur is uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
Nachtmodus De nachtmodus kan worden geactiveerd in het dialoogvenster Systeem regelingen. De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet en achtergrondverlichting in omstandigheden met weinig licht. Pagina's en panelen Pagina's worden geselecteerd op de startpagina. Panelen op volledige pagina: • Selecteer de relevante applicatieknop Favoriete pagina's: •...
Een MOB aanmaken Om een MOB-waypoint te maken: • Druk de knop Inzoomen (+) en de knop Uitzoomen (-) tegelijk in Als u de MOB-functie activeert, wordt automatisch één van de volgende acties uitgevoerd: • Op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint geplaatst •...
Pagina 26
• Druk de knop Pagina's en de Aan/uit-knop tegelijk in Schermafdrukken worden in het interne geheugen opgeslagen. Basisbediening | ELITE Ti² Gebruikershandleiding...
Aanpassen van uw systeem Wallpaper van de Home pagina aanpassen U kunt de wallpaper van de Home pagina aanpassen. U kunt een foto uit het systeem selecteren of uw eigen foto in .jpg- of .png- indeling gebruiken. De beelden kunnen zich op elke gewenste locatie bevinden die zichtbaar is in de bestandsbrowser.
Data-overlay U kunt gegevens als overlay projecteren op een kaart en op sonarpagina's. De data-overlay wordt afzonderlijk ingesteld voor elke standaardpagina, favoriete pagina en voor de vooraf gedefinieerde gesplitste pagina’s. De informatie kan bestaan uit elk op het netwerk beschikbare gegevensitem.
Nieuwe favoriete pagina's toevoegen Selecteer het pictogram Nieuw op het favorietenpaneel op de Home pagina om het dialoogvenster Pagina editor te openen U kunt paginapictogrammen slepen en neerzetten om een nieuwe pagina op te zetten (Optioneel) Paneelindeling wijzigen (alleen mogelijk bij 2 of meer panelen) Sla de pagina-layout op.
Functies in- of uitschakelen Een compatibel apparaat dat wordt verbonden met het NMEA 2000 netwerk wordt automatisch geïdentificeerd door het systeem. Als dat niet het geval is, kunt u deze functie inschakelen in het dialoogvenster Geavanceerde instellingen. In dit dialoogvenster kunt u ook functies uitschakelen. Aanpassen van uw systeem | ELITE Ti²...
Kaarten Het kaartpaneel Noordindicator Vaartuig Kaartschaal Rasterlijnen* Afstandsringen* * Optionele kaartitems. Optionele kaartitems kunnen worden in- en uitgeschakeld vanuit het dialoogvenster Kaartinstellingen. Kaartgegevens Het systeem kan worden geleverd met vooraf geïnstalleerde kaarten. Ga naar de website voor het volledige aanbod van ondersteunde kaarten.
elektronische kaart terugplaatst of handmatig terugschakelt naar de vooraf geladen kaarten. Kaartbron selecteren De beschikbare kaartbronnen worden weergegeven in het menu. Als u over identieke kaartbronnen beschikt selecteert het systeem automatisch de kaart met de meeste kaartdetails voor uw weergegeven regio. Dubbele kaartbronnen tonen Als u over verschillende kaartbronnen beschikt kunt u twee verschillende kaartbronnen tegelijk op een pagina met twee...
Kaartoriëntatie U kunt opgeven hoe de kaart wordt geroteerd in het paneel. Het kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van het paneel geeft het noorden aan. Noord boven Vaarrichting boven Koers boven Noord boven Toont de kaart met het noorden naar boven. Vaarrichting boven Toont de kaart met de vaarrichting van het vaartuig (A) naar boven.
voor dat item weer te geven. U kunt het dialoogvenster met gedetailleerde informatie ook vanuit het menu openen. Ú Notitie: Als u geschikte C-MAP kaarten bekijkt op uw systeem kunt u objecten op zee selecteren en informatie over diensten en multimedia (foto's) weergeven die beschikbaar zijn voor de locatie van het object.
De functie Cursorondersteuning Met de functie Cursorondersteuning kunt u de cursor nauwkeurig gebruiken en plaatsen zonder gegevens met uw vinger te bedekken. Activeer de cursor op het paneel en houd uw vinger vervolgens ingedrukt op het scherm om het cursorsymbool te veranderen in een selectiecirkel, die boven uw vinger verschijnt.
Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart Hier kunt u in een kaartpaneel zoeken naar andere vaartuigen en verschillende items op de kaart. Activeer de cursor in het paneel om vanaf de cursorpositie te zoeken. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar items vanaf de positie van het vaartuig.
Genesis live Ú Notitie: Alleen beschikbaar bij het bekijken van Lowrance of C- Map kaartbronnen. Genesis live is een real-time functie waarmee de unit een overlay maakt van dieptecontouren op basis van live sonarpeilingen. De Genesis live sonarpeilingen worden vastgelegd op en weergeven vanaf de geheugenkaart van de unit.
Genesis live menuopties Transparantie Hiermee past u de transparantie van de overlay aan. Contourinterval Definieert de dichtheid van de weergegeven dieptecontouren. Dieptepalet Regelt het kleurenpalet dat wordt gebruikt voor het inkleuren van dieptegebieden. • Kaart synchroniseren - synchroniseert de Genesis live laag naar hetzelfde palet als het kaartdieptepalet dat is gedefinieerd in het kaartmenu (onder Kaartopties, Bekijken, Dieptepalet).
C-MAP getijden en stromingen Het systeem kan getijden en stromingen van C-MAP weergeven. Met deze informatie is het mogelijk om de tijd, het niveau, de richting en de krachtvan stromingen en getijden te bepalen. Dit is een belangrijk hulpmiddel bij de planning en navigatie van een trip. Bij een groter zoombereik worden de getijden en stromingen weergegeven als vierkante pictogrammen met de letter T (Tides/ getijden) of C (Current/stroming).
Speciale kaartopties voor C-MAP Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten. Foto-overlay Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
Pagina 41
Hoge res. bathymetrie Bepaalt of een hogere of lagere concentratie van contourlijnen wordt getoond. Kaart detail • Volledig - toont alle informatie die beschikbaar is voor de gebruikte kaart. • Gemiddeld - toont de minimale informatie die volstaat voor navigatie. •...
Pagina 42
bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw worden weergegeven. Arcering Geeft verschillende delen van de zeebodem een andere kleurtint, afhankelijk van de gekozen arceringscategorie. Ú Notitie: De arceringsopties Samenstelling en Begroeiing zijn niet van toepassing op C-MAP-kaarten. Diepte 1 en diepte 2 Vooraf ingestelde diepten die de verschillende diepten in verschillende kleuren arceren.
Genesis Layer De Genesis Layer geeft contouren in hoge resolutie weer die zijn bijgedragen door Genesis-gebruikers en die de kwaliteitscontrole hebben doorstaan. Deze optie schakelt de Genesis Layer in/uit op de kaartweergave. Alleen beschikbaar als de C-MAP kaart Genesis Layer gegevens bevat.
Fototransparantie Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in. Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen door de foto. Minimale transparantie Maximale transparantie Kaartarcering Deze functie voegt terreininformatie toe aan de kaart. Vis afstand Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere kleur moet vullen.
Pagina 45
Markering van ondiep water Hiermee markeert u gebieden met ondiep water tussen 0 en de geselecteerde diepte (max. 10 meter). Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m Veiligheidsdiepte De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Pagina 46
SonarChart Live SonarChart Live is een livefunctie waarbij het apparaat een overlay maakt van dieptecontouren op basis van uw eigen sonargeluiden. Wanneer u SonarChart Live overlay selecteert, wordt het menu uitgevouwen en worden de opties van SonarChart Live weergegeven. Transparantie De SonarChart Live-overlay wordt weergegeven boven op andere kaartgegevens.
worden gebruikt voor statische informatie over getijden en stromingen. De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd. Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde tijdsperiode te laten zien.
Contourdiepte Bepaalt welke contouren u op de kaart ziet, tot aan de geselecteerde dieptewaarde. Presentatietype Geeft maritieme kaartinformatie weer, zoals symbolen, kleuren van de navigatiekaart en benamingen voor internationale of Amerikaanse presentatietypen. Annotatie Bepaalt welke gebiedsinformatie, zoals namen van locaties en aantekeningen over gebieden, voor weergave beschikbaar is.
3D bootselectie Bepaalt welk pictogram wordt gebruikt op 3D kaarten. Afstandsringen De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te geven tussen uw vaartuig en andere paneelobjecten. De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld zodat deze overeenkomt met de paneelschaal. Verlengingslijnen Voorliggende koers verlenging en Koers verlenging Selecteer deze optie om de koersverlengingslijnen voor uw vaartuig...
Pop-upinformatie Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor paneelitems wordt getoond als u dat item selecteert. Rasterlijnen Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad op het paneel in of uit. Waypoints Hiermee wordt de weergave van waypoints op kaarten in- of uitgeschakeld.
Waypoints, routes en trails De dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails De dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails bieden toegang tot geavanceerde bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items. Waypoints Een waypoint is een door de gebruiker gegenereerde markering op een kaart of op het Sonar-beeld. Elk waypoint heeft een exacte positie met lengte- en breedtecoördinaten.
Waypoints opslaan Een waypoint wordt opgeslagen op de cursorpositie als de cursor actief is, of wordt opgeslagen op de positie van het vaartuig als de cursor niet actief is op het paneel. Een waypoint opslaan: • Selecteer de optie Nieuw waypoint in het menu •...
Selecteer de waypoint die u wilt verplaatsen. Het waypoint- pictogram wordt uitgevouwen om aan te geven dat het actief Activeer het menu en selecteer de waypoint in het menu Selecteer de optie Verplaatsen Selecteer de nieuwe positie van de waypoint Selecteer de menuoptie Verplaatsen beëindigen.
Ú Notitie: De alarmradius voor het waypoint moet in het alarmdialoogvenster op ON gezet worden om een alarm te activeren op het moment dat uw vaartuig binnen de gedefinieerde radius komt. Ga voor meer informatie naar "Dialoogvensters Alarmen" op pagina 113. Routes Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Ú Notitie: De opties in het menu zijn afhankelijk van de geselecteerde bewerkingsoptie. Alle bewerkingen kunnen in het menu worden bevestigd of geannuleerd. Een route verwijderen U kunt een route verwijderen door de menu-optie Verwijderen te selecteren wanneer de route is geactiveerd. U kunt ook routes verwijderen in het dialoogvenster Routes wijzigen.
Pagina 56
van uw boot verschijnt automatisch als deze informatie ontbreekt bij het opstarten van de functie. Om naar Bootinstellingen te gaan, zie "Systeeminstellingen" op pagina 124. Ú Notitie: U kunt Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet starten als een van de geselecteerde routepunten in een onveilig gebied ligt.
Pagina 57
Herhaal eventueel stap 2 (Selectie) en stap 3 als u wilt dat het systeem automatisch routepunten plaatst voor andere delen van de route. Selecteer Opslaan om de automatische routebepaling te voltooien en de route op te slaan. Voorbeelden van Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing De optie Hele route is gebruikt nadat het eerste en laatste •...
Over trails Trails geven een grafische voorstelling van de eerder afgelegde route van het vaartuig. Ze zorgen dat u kunt achterhalen welke route de boot heeft afgelegd. Trails kunnen worden omgezet in routes in het dialoogvenster Wijzigen. Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het kaartpaneel.
Ú Notitie: De optie Trails moet zijn ingeschakeld in het dialoogvenster Paneelinstellingen om zichtbaar te zijn. Trails bewerken of verwijderen Gebruik het dialoogvenster Trail bewerken om een trail te bewerken of te verwijderen. Open het dialoogvenster Trail bewerken door: • de trail op de kaart te selecteren en vervolgens de pop-up van de trail •...
Navigeren Over navigeren Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de cursorpositie, een waypoint of langs een eerder opgegeven route navigeren. Als uw systeem over een stuurautomaat beschikt, kan deze worden ingesteld om het vaartuig automatisch te besturen. Raadpleeg "Waypoints, routes en trails"...
Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de gewenste koers van het ene waypoint naar het volgende. Tijdens het navigeren naar een waypoint (cursorpositie, MOB of een ingevoerde lengte- en breedtegraadpositie), toont de peilingslijn de gewenste koers vanaf het startpunt van de navigatie naar het waypoint.
Navigatie van een route starten in het dialoogvenster Route wijzigen U kunt beginnen met navigeren vanuit het dialoogvenster Route wijzigen. Activeer het dialoogvenster door: • De tool Waypoint te selecteren op de Home pagina en vervolgens het tabblad Routes te kiezen •...
Navigatie-instellingen Aankomst radius Stelt een onzichtbare cirkel rond het bestemming waypoint in. Het vaartuig wordt beschouwd als aangekomen bij het waypoint wanneer het zich binnen deze radius bevindt. XTE limiet Met deze instelling bepaalt u hoe ver de boot mag afwijken van de geselecteerde route;...
Auto - het apparaat plaatst automatisch een punt wanneer er • een koerswijziging is geregistreerd. Afstand - selecteer het veld Afstand en voer de afstand in • waarmee u wilt loggen. Tijd - selecteer het veld Tijd en voer de tijd in waarmee u wilt •...
Sonar De Sonar-functie geeft een beeld van het water en de bodem onder uw vaartuig, zodat u vis kunt opsporen en de structuur van de bodem kunt zien. Het beeld Visbogen Historie-overzicht* Temperatuurgrafiek* Diepte bij cursor Amplitudebereik* Zoom(bereik)-knoppen Waterdiepte en watertemperatuur op cursorlocatie Bereikschaal Bodem * Optionele items die u individueel kunt in-/uitschakelen.
Meerdere bronnen U kunt de bron van de voor het beeld opgeven in het actieve paneel. U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een gesplitst paneel. Voor meer informatie over het selecteren van de bron voor een paneel raadpleegt u "Bron" op pagina 73. Het beeld zoomen U kunt het beeld zoomen door: •...
Plaats de cursor op het tweede meetpunt - Tussen de meetpunten wordt een lijn getrokken en de afstand wordt weergegeven in het venster Cursorinformatie Indien nodig kunt u nu meer meetpunten kiezen Zolang de meetfunctie actief is, kunt u het start- en eindpunt steeds opnieuw bepalen via het menu.
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een bericht onder in het scherm. Wanneer u Opname starten selecteert verschijnt het dialoogvenster Sonar loggen. Hier kunt u opname-instellingen opgeven. Bestandsnaam Geef de opname (log) een naam. Bestandsformaat Selecteer een bestandsindeling in de vervolgkeuzelijst: slg (alleen Sonar), xtf (alleen Structure*) of sl2 (Sonar en Structure).
Het logbestand kan ook geconverteerd worden naar de StructureMap indeling in het bestandsbeheer. Privacy Als uw geselecteerde C-MAP Genesis-account dit toestaat, kunt u de opgenomen logbestanden instellen als Privé of Openbaar in C- MAP Genesis. Resterende tijd Toont de resterende toegewezen tijd die beschikbaar is voor opnamen.
U kunt de modus Nogmaals afspelen afsluiten door op de knop X te drukken of door het pictogram X te selecteren in de rechterbovenhoek van het beeld dat nogmaals wordt afgespeeld. Sonarlogs uploaden naar C-MAP Genesis Om sonarlogs te uploaden naar C-Map Genesis gaat u als volgt te werk: •...
Pagina 71
Vismodus Deze functie bestaat uit een vooraf ingesteld pakket sonarinstellingen die ontworpen zijn voor specifieke viscondities. Ú Notitie: Het selecteren van de juiste vismodus is essentieel voor optimale sonarprestaties. Vismodus Diepte Palet Algemeen gebruik ≤ 305 m (1.000 Witte achtergrond voet) Ondiep water ≤...
Pagina 72
Aangepast bereik Met deze optie kunt u de boven- en ondergrens handmatig instellen. Stel een aangepast bereik in door de menuoptie Bereik te selecteren. Kies vervolgens de optie Aangepast. Ú Notitie: Door het instellen van een aangepast bereik schakelt het systeem over naar de handmatige modus. Frequentie De unit ondersteunt meerdere transducerfrequenties.
Bron Ú Notitie: Alleen beschikbaar als er meerdere bronnen met dezelfde mogelijkheden beschikbaar zijn. Hiermee geeft u de bron voor het beeld in het geselecteerde paneel op. U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een gesplitst paneel. De menu-opties voor elk paneel werken onafhankelijk van elkaar.
scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u verticaal vist zonder verplaatsing. Pingsnelheid De pingsnelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het signaal in het water verzendt. De pingsnelheid is standaard ingesteld op max. Het kan nodig zijn de pingsnelheid aan te passen om interferentie te beperken.
Zoomniveau Zoombalken De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een vergrote weergave van het echobeeld. Standaard staat het zoomniveau op 2x. U kunt maximaal 8x zoomen. U wijzigt het zoomniveau met: • de +/- knoppen • de zoomknoppen (+ of -) De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant van het display tonen het vergrote bereik.
Pagina 76
Paletten U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten. Temperatuur grafiek De temperatuur grafiek wordt gebruikt om veranderingen in de watertemperatuur te illustreren. Indien ingeschakeld, worden een gekleurde lijn en temperatuurwaarden op het beeld van de Sonar weergegeven. Dieptelijn Er kan een dieptelijn op het bodemoppervlak worden weergegeven, zodat de bodem gemakkelijker van vis en structuren te onderscheiden is.
Sonarinstellingen Interne sonar Zorgt dat de interne sonar geselecteerd kan worden in het menu van het sonarpaneel. Wanneer de interne sonar is uitgeschakeld, wordt deze niet vermeld als sonarbron voor de units op het netwerk. Selecteer deze optie op een unit zonder aangesloten transducer. DownScan Overlay Als op uw systeem een DownScan-transducer is aangesloten, kunt u DownScan-beelden weergeven als overlay op het normale Sonar...
Pagina 78
Sonar-log weergeven Wordt gebruikt om Sonar-opnamen weer te geven. Het logbestand wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt het scrollen en de weergave vanuit het menu. U kunt de cursor op het beeld gebruiken, afstanden meten en weergaveopties instellen zoals op een live Sonar-beeld. Als er meer dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde Sonar-bestand, kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
Gebruik temperatuurgegevens van Hiermee wordt ingesteld uit welke bron de temperatuurgegevens worden gedeeld op het NMEA 2000 netwerk. Installatie Gebruikt voor het installeren en instellen van het systeem. Raadpleeg de afzonderlijke installatiehandleiding. Herstellen sonarstandaardinstellingen Zet de instellingen van de sonar terug naar de standaardinstellingen van de fabriek.
SideScan Over SideScan SideScan biedt een brede, zeer gedetailleerde dekking van de zeebodem aan de zijkanten van uw boot. Het SideScan paneel is beschikbaar wanneer een voor SideScan geschikte transducer is aangesloten op de systeem. Het paneel SideScan Bereikschaal Bereikpictogrammen Het beeld zoomen Gebruik de bereikpictogrammen of de menuopties voor het bereik om de afstand tot de linker- en rechterzijde van het in het beeld...
Historie weergeven In de SideScan weergave kunt u het beeld pannen om de zijden en historie te bekijken, door het beeld naar links, rechts en omhoog te slepen. Om terug te gaan naar normaal SideScan scrollen, selecteert u de menuoptie Cursor wissen. SideScan gegevens opnemen SideScan gegevens kunnen worden opgenomen door het juiste bestandsformaat te selecteren in het dialoogvenster Opnemen.
Bereik De bereikinstellingen bepalen de afstand tot de linker- en rechterzijde van het midden. Vooraf ingestelde bereikniveaus Een handmatig vooraf ingesteld bereikniveau selecteren vanuit het menu. Auto bereik Bij gebruik van Auto bereik geeft het systeem automatisch het volledige bereik van het wateroppervlak tot de bodem weer. Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt.
Het beeld links/rechts omkeren Indien nodig kan de linker-/rechterkant van het beeld worden omgekeerd om overeen te komen met de richting van de installatie van de transducer. Meer opties Sonar stoppen Wanneer deze optie is geselecteerd stopt de sonar met pingen. U kunt de optie wanneer u wilt gebruiken om de sonar uit te schakelen zonder de unit zelf uit te schakelen.
DownScan Over DownScan DownScan levert gedetailleerde beelden van structuren en vis direct onder uw boot. Het DownScan paneel is beschikbaar wanneer een voor DownScan geschikte transducer is aangesloten op de systeem. Het DownScan paneel Het beeld zoomen U kunt het beeld zoomen door: •...
Om terug te gaan naar normaal DownScan scrollen, selecteert u de menuoptie Cursor wissen. DownScan gegevens opnemen DownScan gegevens kunnen worden opgenomen door het juiste bestandsformaat te selecteren in het dialoogvenster Opnemen. Zie "Opname van sonargegevens starten" op pagina 67. Instellen van het DownScan beeld Gebruik het DownScan menu om het beeld in te stellen.
Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt. Selecteer de optie Bereik, en selecteer vervolgens optie Auto in het menu. Frequentie DownScan kan worden gebruikt op 800 kHz of 455 kHz. 800 kHz geeft de hoogste resolutie met minder bereik. 455 kHz geeft het beste bereik, maar met een lagere resolutie.
Pagina 87
Gevoeligheid Regelt de gevoeligheid van de FishReveal gegevens. Door de gevoeligheid te verhogen, worden op het scherm meer details weergegeven. Door de gevoeligheid te verlagen, worden minder details weergegeven. Te veel details maken het scherm onoverzichtelijk. Als de gevoeligheid te laag wordt ingesteld, worden zwakke visbooggegevens mogelijk niet weergegeven.
StructureMap Over StructureMap Met de functie StructureMap kunnen SideScan beelden uit een SideScan bron op de kaart worden geprojecteerd. Dit maakt het gemakkelijker om de onderwateromgeving ten opzichte van uw positie te visualiseren en SideScan beelden te duiden. Het StructureMap beeld StructureMap kan als overlay op uw kaartpaneel worden weergegeven.
Live gegevens Als live data zijn geselecteerd, wordt de SideScan beeldhistorie getoond als een spoor achter het vaartuigpictogram. De lengte van dit spoor hangt af van het beschikbare geheugen in de unit en de bereikinstellingen. Als het geheugen vol raakt, worden de oudste gegevens automatisch verwijderd en nieuwe gegevens toegevoegd.
• Voorkom overlapping van geschiedenissporen bij het maken van een zij-aan-zij scan van een gebied. StructureMaps gebruiken met topografische kaarten Met StructureMap kunt u de volledige kaartcapaciteit behouden. Het kan zowel gebruikt worden met vooraf geladen cartografie als met elektronische kaarten van Navionics, Insight en mediakaarten van andere merken die compatibel zijn met het systeem.
Waterkolom Toont/verbergt de waterkolom in de Live-modus. Indien uitgeschakeld, zijn scholen aasvissen mogelijk niet zichtbaar op het SideScan-beeld. Indien ingeschakeld, kan de nauwkeurigheid van het SideScan- beeld op de kaart beïnvloed worden door de waterdiepte. Frequentie Stelt de transducerfrequentie in die wordt gebruikt door de unit. 800 kHz geeft de beste resolutie, maar 455 kHz heeft meer dieptewerking en een groter bereik.
Infopanelen Infopanelen Deze panelen bestaan uit meerdere meters – analoog, digitaal en balk – die zijn gerangschikt op dashboards. Dashboards U kunt maximaal tien dashboards definiëren. Een aantal dashboardstijlen zijn vooraf gedefinieerd. U kunt wisselen tussen de dashboards door de pijlknoppen naar links en naar rechts te selecteren op het paneel.
Stuurautomaat trollingmotor Veilige bediening met de stuurautomaat Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke navigator NIET vervangen. Waarschuwing: Zorg dat de stuurautomaat voor gebruik correct geïnstalleerd, in bedrijf gesteld en gekalibreerd is. Ú Notitie: Om veiligheidsredenen moet een fysieke standby-knop beschikbaar zijn.
De stuurautomaatcontroller voor de trollingmotor Bedieningsbalk Stuurautomaatcontroller, uitgeschakeld Stuurautomaatcontroller, ingeschakeld Modusindicatie Lijst met beschikbare modi Knop Opnemen/opslaan Modusafhankelijke informatie Modusafhankelijke knoppen Knop Inschakelen/Standby Wanneer de stuurautomaat-controller het actieve paneel is, ziet u een rand rond het paneel. Ú Notitie: De stuurautomaatcontroller kan ook worden geactiveerd via het dialoogvenster Systeem regelingen.
De stuurautomaat wordt ingeschakeld in de geselecteerde modus en de stuurautomaatcontroller geeft de opties voor de actieve modus weer. De stuurautomaat uitschakelen. • Selecteer de knop Standby Wanneer de stuurautomaat in standby staat, moet u de boot handmatig sturen. Indicatie stuurautomaat De stuurautomaat-informatiebalk toont informatie van de stuurautomaat.
Waypoint Navigeert naar het geselecteerde waypoint en houdt het vaartuig op die positie. Hier Houdt het vaartuig op de huidige positie. Positie wijzigen in ankermodus Gebruik de pijlknoppen om de positie van het vaartuig te wijzigen wanneer u in de ankermodus bent. Met elke druk op de knop wordt de ankerpositie 1,5 m (5 ft) in de gekozen richting verplaatst.
Bij aankomst op de bestemming schakelt de stuurautomaat over naar de geselecteerde aankomstmodus. Het is belangrijk om een aankomstmodus te kiezen die past bij uw navigatiebehoeften voordat NAV-modus wordt geactiveerd. Zie "Aankomstmodus" op pagina 100. Opties NAV-modus In de NAV-modus zijn de volgende knoppen beschikbaar in de stuurautomaat-controller: Opnieuw starten Start de navigatie opnieuw vanaf de huidige locatie van het...
Pagina 98
Wendvariabelen De wendpatronen hebben instellingen die u kunt aanpassen voordat u een wending start, of op elk gewenst moment wanneer de boot aan het wenden is. U-bocht Wijzigt de huidige ingestelde koers met 180°. Wendvariabele: • Wendradius C-bocht Met deze optie gaat de boot in een cirkel varen. Wendvariabele: •...
Zigzag Met deze optie zorgt u ervoor dat de boot in een zigzagpatroon gaat varen. Wendvariabelen: • Koersverandering per etappe • Etappeafstand • Aantal etappes Vierkant Stuurt het vaartuig in een vierkant patroon, waarbij koerswendingen van 90° worden gemaakt. Wendvariabele: •...
De snelheid wordt in vooraf ingestelde stappen verhoogd/verlaagd met de plus- en minknoppen. De snelheid kan ook handmatig worden ingesteld door het veld snelheid (C) te selecteren. Een trail opnemen en opslaan Een trail kan vanuit de stuurautomaatcontroller worden opgeslagen als een route.
Standby De stuurautomaat wordt uitgeschakeld. De trollingmotor wordt bediend met een handheld afstandsbediening of met een voetpedaal. Koers vastzetten In deze modus wordt de laatste koers van het vaartuig vergrendeld en aangehouden. Anker Ankert het vaartuig op de plaats van bestemming. Ankerpunten instellen De trollingmotor kan een aantal ankerpunten opslaan, gemarkeerd met het voorvoegsel MTG.
Audio Over de audiofunctie Als een compatibel NMEA 2000 audiosysteem is aangesloten op het netwerk, kunt u de unit gebruiken om het audiosysteem op uw vaartuig te bedienen en af te stellen. Voordat u uw audioapparatuur kunt gebruiken, moet deze geïnstalleerd worden volgens de installatiehandleiding bij de unit en de documentatie die bij het audioapparaat is geleverd.
Audiosysteem opzetten Audioserver Als er meerdere audiobronnen zijn verbonden met hetzelfde netwerk, moet een van de apparaten worden geselecteerd als de audioserver. Als slechts één apparaat aanwezig is, is dit standaard de geselecteerde audioserver. De luidsprekers instellen Ú Notitie: Het aantal mixeropties hangt af van de actieve audioserver.
Een AM/FM-radio gebruiken Tunerregio selecteren Voordat u FM- of AM- of VHF-radio kunt gebruiken, moet u de juiste regio voor uw locatie selecteren. Radiokanalen Afstemmen op een AM/FM-radiokanaal: • houd de linker- of en rechter audiobedieningsknop ingedrukt Een kanaal opslaan onder favorieten: •...
Over AIS Als er een compatibele AIS (automatisch identificatiesysteem) is aangesloten op het MFD-systeem, kunnen doelen die deze apparaten detecteren worden weergegeven en gevolgd. U kunt ook meldingen en posities zien voor DSC-uitzendende apparatuur binnen bereik. AIS-doelen kunnen worden weergegeven als een overlay op de kaart.
nabij de cursorpositie. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar vaartuigen nabij de positie van uw vaartuig. Doelinformatie weergeven Dialoogvenster Vaartuigen Het dialoogvenster Vaartuigen toont een lijst van alle AIS doelen. Standaard worden de doelen in het dialoogvenster weergegeven op volgorde van afstand tot het eigen vaartuig.
Boot met AIS oproepen Als het systeem over een VHF-radio beschikt met ondersteuning voor DSC-oproepen (Digital Select Calling) via NMEA 2000 of NMEA 0183, kunt u met de unit een DSC-oproep doen aan andere vaartuigen . De oproepoptie is beschikbaar in het dialoogvenster AIS Vaartuig Details en in het statusdialoogvenster Vaartuig.
AIS SART alarmbericht Wanneer gegevens worden ontvangen van een AIS SART wordt een alarmbericht getoond. Dit bericht bevat het unieke MMSI-nummer van de AIS SART, en de positie, afstand en vaarrichting van de AIS SART ten opzichte van uw vaartuig. U hebt de volgende opties: •...
Vaartuigalarmen U kunt verschillende alarmen instellen om u te waarschuwen als er een doel binnen vooraf gedefinieerde limieten komt, of als een eerder gedefinieerd doel verloren is gegaan. Symbolen AIS doelen De volgende pictogrammen worden gebruikt voor AIS doelen in het systeem: Symbool Beschrijving...
Symbool Beschrijving Gevaarlijk AIS doel aangegeven met vette lijn en met een rode kleur. Het symbool knippert totdat het doelalarm wordt bevestigd door de gebruiker Verloren AIS doel, aangegeven door een lijn op het doelsymbool. Het symbool bevindt zich op de laatst ontvangen positie van het doel AIS SART (AIS Search And Rescue Transmitter) AtoN (navigatiehulpmiddelen)
Symboolfilters Alle doelen worden standaard weergegeven op het paneel als er een AIS apparaat op het systeem is aangesloten. U kunt ervoor kiezen om geen enkel doel te tonen, of om de symbolen te filteren op basis van veiligheidsinstellingen, afstand en vaartuigsnelheid.
Menu Alarms (Alarmen) Over het alarmsysteem Als het systeem is ingeschakeld, wordt er voortdurend gecontroleerd op gevaarlijke situaties en systeemfouten. Het alarm wordt opgenomen in het alarmoverzicht zodat u de details kunt zien en de juiste corrigerende actie kunt ondernemen. Typen meldingen De meldingen worden geclassificeerd naar gelang de gevolgen die de gerapporteerde situatie voor uw vaartuig heeft.
staan op volgorde van gebeurtenis, met bovenaan het alarm dat het laatst geactiveerd is. De andere alarmen worden weergegeven in het dialoogvenster Alarmen. Een melding bevestigen Het dialoogvenster Alarmen heeft één of twee opties om een melding te bevestigen: • Sluiten Zet de alarmstatus op bevestigd, wat betekent dat u weet dat er een alarmtoestand is.
Pagina 114
• Instellingen: overzicht van beschikbare alarmopties in het systeem. In dit dialoogvenster kunt u de alarmgrens instellen, en een alarm in- en uitschakelen • Actief: overzicht van alle actieve alarmen met details • Geschiedenis: overzicht van de alarmgeschiedenis met tijdstempel. De alarmen blijven in de lijst totdat deze handmatig worden gewist Menu Alarms (Alarmen) | ELITE Ti²...
Afstandsbediening van de MFD Opties voor afstandsbediening De volgende opties zijn beschikbaar voor het op afstand bedienen van uw MFD: • een smartphone of tablet, aangesloten op dezelfde WiFi-hotspot als de MFD('s) • een smartphone of tablet, verbonden met een MFD die dienst doet als WiFi-toegangspunt Ú...
Pagina 116
Verbinden met een MFD die fungeert als access point Als u geen toegang hebt tot een WiFi-netwerk, kunt u uw telefoon/ tablet direct met de MFD verbinden. Afstandsbediening van de MFD | ELITE Ti² Gebruikershandleiding...
De netwerknaam van de MFD (SSID) wordt weergegeven als een beschikbaar netwerk op de telefoon/tablet. De Link app gebruiken Open de Link app om de MFD('s) weer te geven die beschikbaar zijn voor afstandsbediening. De lijst omvat zowel verbonden als niet verbonden MDF's.
Uw telefoon gebruiken met de MFD Over telefoonintegratie De volgende functies zijn beschikbaar bij het aansluiten van een telefoon op de ELITE Ti²: • tekstberichten lezen en verzenden • nummerherkenning tonen voor inkomende gesprekken Ú Notitie: Het is mogelijk om een smartphone te gebruiken voor het op afstand bedienen van de MFD.
Een telefoon koppelen die vermeld staat onder andere apparaten in het apparaatdialoogvenster: • selecteer de telefoon die u wilt koppelen, en volg de instructies op de telefoon en op de MFD Eenmaal gekoppeld wordt de telefoon verplaatst naar het gedeelte Gekoppelde apparaten in het dialoogvenster.
Standaard wordt alle berichten getoond in de berichtenlijst. Deze lijst kan worden gefilterd zodat alleen verzonden of ontvangen berichten worden getoond. Tekstberichten maken Ú Notitie: Deze optie is niet beschikbaar voor iPhones. Zo maakt u een nieuw tekstbericht: • selecteer de optie Nieuw bericht in het dialoogvenster Bericht Zo reageert u op een tekstbericht of een telefoongesprek: •...
U kunt met een tekstbericht reageren op een binnenkomend gesprek (niet beschikbaar voor iPhones). Berichtinstellingen U kunt berichtsjablonen definiëren en instellen hoe u wilt dat de melding wordt weergegeven in het dialoogvenster Instellingen. Problemen met de telefoon oplossen Het is niet mogelijk om een iPhone aan te sluiten De eerste keer dat een MFD verbinding probeert te maken met een iPhone, kan de volgende foutmelding verschijnen: •...
Ontbrekende meldingen Standaard is het verbindingsprofiel voor de telefoon ingesteld op auto. Het verbindingsprofiel moet worden gewijzigd naar alternatief als een van de volgende problemen zich voordoet: • de telefoon is aangesloten en het type waarschuwing is ingesteld als pop-upvenster of melding, maar er is geen waarschuwing of de waarschuwing is zeer vertraagd •...
Tools en instellingen Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de tools en de instellingen die niet specifiek bij een applicatiepaneel horen. Raadpleeg voor applicatie-instellingen het hoofdstuk van de betreffende applicatie. Tools en instellingen zijn beschikbaar op de Home pagina. De werkbalk Waypoints Bevat de dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails die worden gebruikt voor het beheren van deze door de gebruiker...
Telefoon Voor de aansluiting van een telefoon op de MFD. Zie "Uw telefoon gebruiken met de MFD" op pagina 118. Store Maakt verbinding met de internetwinkel van Navico. In deze winkel kunt u producten bekijken en aanschaffen, ontgrendelcodes voor functies verkrijgen, compatibele kaarten voor uw systeem downloaden en nog veel meer.
Tekst grootte Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en dialoogvensters. Standaard instelling: Normaal Toetstonen Bepaalt hoe hard de toon klinkt als er op een toets wordt gedrukt. Tijd Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en de weergave van datum en tijd.
Standaardinstellingen herstellen Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet. Waarschuwing: Als waypoints, routes en trails worden geselecteerd, worden die permanent verwijderd. Geavanceerd Wordt gebruikt voor het configureren van geavanceerde instellingen. Hier kunt u bovendien instellen op welke manier uw systeem verschillende gebruikersinterfacegegevens weergeeft.
Pagina 127
Verbinding maken met een andere Elite Ti² Selecteer dit om verbinding te maken met een andere Elite Ti²-unit. De aanwijzingen begeleiden u door het koppelproces. Wanneer de units zijn gekoppeld, kunt u het volgende delen: • sonar (niet SideScan of DownScan) •...
• het apparaat te verbinden of te ontkoppelen, of het uit de apparatenlijst te verwijderen Ingebouwde WiFi Selecteer deze optie om de interne WiFi-functie in of uit te schakelen. Het uitschakelen van de interne WiFi-functie vermindert het stroomverbruik van de unit. WiFi-netwerken Geeft de verbindingsstatus van het WiFi-netwerk weer.
Pagina 129
verwijder de machtiging van een externe bedieningsunit om de unit te bedienen. Geavanceerd Binnen de software zijn hulpmiddelen beschikbaar voor het opsporen van fouten en het instellen van het draadloze netwerk. DHCP Probe De draadloze module bevat een DHCP-server die IP-adressen toewijst voor alle MFD's en Sonar-units in het netwerk.
Onderhoud Preventief onderhoud De unit bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. De gebruiker hoeft daarom slechts in zeer beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren. Breng, indien beschikbaar, altijd een zonnescherm aan als de unit niet wordt gebruikt. Controleren van de connectoren De connectoren mogen alleen visueel gecontroleerd worden.
Kalibratie touchscreen Ú Notitie: Zorg dat het scherm schoon en droog is alvorens de kalibratie uit te voeren. Raak het scherm niet aan, behalve als dit wordt gevraagd. In sommige gevallen kan het nodig zijn om het touchscreen opnieuw te kalibreren. U kunt uw touchscreen als volgt opnieuw kalibreren: Schakel de unit uit Houd de Waypoint-knop ingedrukt en schakel de unit in...
Software updates Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie "Back-up maken van uw systeemgegevens" op pagina 135. Geïnstalleerde software en software-updates Het dialoogvenster toont de softwareversie die op dit moment is geïnstalleerd op deze unit (A).
U start het updateproces vanuit het dialoogvenster Updates. De software updaten vanaf een opslagapparaat U kunt de software-update downloaden van www.lowrance.com. Breng de update-bestanden over naar een compatibel opslagapparaat en plaats het opslagapparaat in de unit. Ú Notitie: Plaats geen software-updatebestanden op geheugenkaarten met kaarten.
Servicerapport Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een rapport opstelt van apparaten die zijn verbonden met de netwerk(en). Dit rapport omvat informatie over de softwareversie en het serienummer, en informatie uit het instellingenbestand. Het servicerapport wordt gebruikt bij verzoeken om technische ondersteuning.
Back-up maken van uw systeemgegevens Het wordt aanbevolen gebruikersgegevens en uw instellingendatabase regelmatig te kopiëren, als onderdeel van uw back-upprocedure. Waypoints Met de optie Waypoints in het dialoogvenster Opslag kunt u waypoint opslaan en beheren. Alle waypoints exporteren De optie Exporteren wordt gebruikt voor het exporteren van alle waypoints, routes, trails en trips.
Selecteer de optie Exporteren in het menu Selecteer het juiste bestandsformaat Gebruikersgegevens definitief verwijderen Verwijderde gebruikersgegevens blijven bewaard in het geheugen van de unit totdat de gegevens definitief worden verwijderd. Als u veel verwijderde, niet definitief verwijderde gebruikersgegevens hebt, kunt u de systeemprestaties verbeteren door deze te definitief te verwijderen.
(Lowrance LMS, LCX) Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte) • Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance LMS, LCX) GPX (GPS Exchange, zonder diepte) • Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt.
Simulator Info over Met de simulatiefunctie kunt u zien hoe de unit werkt zonder verbonden te zijn met sensoren of andere apparaten. Winkelmodus In deze modus wordt een winkeldemonstratie voor het geselecteerde gebied weergegeven. Als u in de winkelmodus op het touchscreen tikt of een toets indrukt wordt de demonstratie gepauzeerd.
Geavanceerde simulatorinstellingen Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de simulator handmatig bedienen. GPS-bron Selecteert van waaruit de GPS-gegevens gegenereerd worden. Snelheid en koers Wordt gebruikt voor het handmatig invoeren van waarden als de GPS-bron is ingesteld op Gesimuleerde koers. Anders worden GPS- gegevens, waaronder snelheid en koers, opgehaald uit het geselecteerde bronbestand.
Integratie van apparaten van derden Apparaten die met het NMEA 2000-netwerk worden verbonden, worden automatisch geïdentificeerd door het systeem. Als dat niet het geval is, kunt u deze functie inschakelen onder geavanceerde opties in het dialoogvenster Systeeminstellingen. U kunt een apparaat van derden bedienen via menu's en dialoogvensters, net zoals op de ander panelen.
Suzuki motorintegratie Indien een Suzuki C-10 meter beschikbaar is op het NMEA 2000 netwerk, kunnen de motoren vanuit de unit worden bewaakt. Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster Geavanceerde instellingen: • Er wordt een Suzuki pictogram toegevoegd aan de home pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de motor weer te geven.
• Er wordt een Evinrude pictogram toegevoegd aan de home pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de motor weer te geven. U kunt aanpassen welke gegevens worden weergegeven op het informatiescherm. Zie "Infopanelen" op pagina 92. • Er wordt een dialoogvenster met Evinrude instellingen toegevoegd - gebruik dit dialoogvenster om de instellingen van de motor te wijzigen.
Pagina 143
handmatige knoppen Omhoog en Omlaag kunt u de poles zo ver omhoog of omlaag brengen als u wilt. Enkele Power-Pole controller Dubbele Power-Poles controller Met een dubbele controller kunt u de Power-Poles afzonderlijk omhoog en omlaag brengen, of u kunt de sync (links) knop indrukken om beide te kunnen bedienen door één keer de auto- knoppen in te drukken of met de handmatige knoppen Omhoog en Omlaag.
het dialoogvenster Draadloze instellingen. Zie "Bluetooth-apparaten" op pagina 127. Koppelen met twee Power-Poles Als twee Power-Poles zijn geïnstalleerd op uw boot, wordt de eerste gekoppelde Power-Pole automatisch ingesteld als Bakboord en de tweede als Stuurboord in de Power-Pole bediening. Om ze om te wisselen, moet u de verbonden Power-Poles ontkoppelen.