Storingen
Machine geeft bij het inschakelen andere parameters aan als bij het uitschakelen.
Oorzaak:
Er is niet gelast na het veranderen van
de parameters.
Er komt geen beschermgas.
Oorzaak:
Gasfles leeg of dichtgedrukte gasslang.
Drukregelaar defect.
Gasventiel in de machine defect.
Stekker aan gasventiel los.
Lasproces „Elektrode" ingesteld.
Ventilatoren draaien niet.
Oorzaak:
Ventilatoren draaien naar behoefte - bij lage
temperatuur draaien ventilatoren op laag
toerental of helemaal niet.
Ventilator defect.
Geen hoogspanningimpuls (HF).
Oorzaak:
HF-ontsteking staat op „UIT".
Geen beschermgas voorhanden.
Massakabel niet of slecht aangesloten.
Elektrode verontreinigd.
Geen juiste elektrode.
Gasvoorstroomtijd te groot.
HF overslag is het laspistool.
Massakabel en laspistool verkeerd aangesloten.
Lasstroom bereikt niet de ingestelde waarde of boog brandt niet.
Oorzaak:
Massakabel slecht aangesloten.
Voetpedaal aangesloten en niet ingedrukt
Handafstandbediening aangesloten
Geen of verkeerd beschermgas.
Oplossing:
Lassen om paramaters op te slaan.
Oplossing:
Controleren.
Controleren
Service geval.
Controleren.
Gasventiel blijft gesloten.
Oplossing:
Controleren, of ventilatoren bij hogere
belasting op hoger toerental schakelt.
Service geval
Oplossing:
HF-ontsteking inschakelen.
Controleren.
Controleren.
Opnieuw aanslijpen.
Elektrode wisselen.
Gasvoorstroomtijd veranderen of wachten.
Laspistool vervangen.
Andersom aansluiten.
Oplossing:
Controleren.
Controleren.
Stroom op afstandbediening instellen.
Controleren.
71