Functiebeschrijving
Bij laswerk aan dunne materialen en met kleine elektrodediameter moet men een
geringe startenergie kiezen.
Bij de AC-apparaten wordt bij een ingestelde energie van ≥90% een "power"-
ontsteking uitgevoerd, wat betekent dat het starten in moeilijke omstandigheden
vergemakkelijkt wordt.
3.6.4 Startstroom
De regeling van de startstroom gebeurt zoals beschreven in §3.6.1.
De startstroom is de stroom die zich onmiddellijk na het ontsteken als eerste
instelt. De instelling kan traploos gebeuren. De keuze van een gepaste
startstroom zorgt voor:
Minder belasting van de elektrode door een stijgend stroomverloop.
Een zoeklichtboog bij 4-taktlassen voor het begin van het lassen.
Lassen met geringe stroom bij het begin van de lasnaad op kanten of bij
warmteophoping.
Snelle warmte-inbreng bij een waarde groter dan 100% (bv. voor aluminium).
3.6.5
Stroomoplooptijd (Up-slope)
De regeling van de stroomoplooptijd gebeurt zoals beschreven in §3.6.1.
De stroomoplooptijd is de tijdsduur waarbinnen de lasstroom lineair oploopt van
de startstroom tot op de ingestelde lasstroom I1. Bij 2-takt lassen begint de
stroomoplooptijd onmiddellijk na het ontsteken van de vlamboog. Bij 4-takt
lassen begint de stroomoplooptijd bij het loslaten van de toortsschakelaar 1
wanneer de startstroom vloeit.
3.6.6 Lasstroom I1
De regeling van de lasstroom I1 gebeurt zoals beschreven in §3.6.1.
Het regelbereik van de lasstroom I1 hangt af van de geselecteerde werkwijze en
van het toesteltype.
D.m.v. druk/draaiknop [7] kunnen, afhankelijk van het geselecteerde lasproces,
de volgende parameters ingesteld worden:
INVERTIG.PRO
digital
240 DC / AC/DC
TIG
3 A ... 240 A
INVERTIG.PRO
INVERTIG.PRO
digital
280 DC / AC/DC
350 DC / AC/DC
3 A ... 280 A
3 A ... 350 A
INVERTIG.PRO
digital
digital
450 DC / AC/DC
3 A ... 450 A
23