4
Bedrijfsstoringen
Veiligheidsvoorschriften van de vorige paragrafen in acht nemen!
Onafhankelijk van de beschreven onderhouds- en inspectie-intervallen is een controle van het aggregaat of van
de installatie dringend nodig als zich tijdens het gebruik b.v. sterkte trillingen vormen of een onrustig stromings-
verloop vastgesteld wordt.
Mogelijke oorzaken van de storingen:
•
Te geringe minimale overdekking van de propeller.
•
Luchtinvoer in het bereik van de propeller.
•
Draairichting van de propeller klopt niet.
•
Slierten in de zone van de propeller of de kabel.
•
Propeller is beschadigd.
•
SB/XSB is niet correct ingekoppeld en vergrendeld.
•
Delen van de installatie of delen van het koppelingssysteem zijn defect of zijn losgekomen.
In deze gevallen moet het aggregaat onmiddellijk uitgeschakeld en geïnspecteerd worden. Wordt er geen oor-
zaak vastgesteld of als de storing na het verhelpen van de vermoedelijke oorzaak opnieuw optreedt, dan moet
het aggregaat onmiddellijk uitgeschakeld worden. Dit geldt in het bijzonder bij het meermaals uitschakelen door
de motorveiligheidsschakelaar in het regelsysteem, bij het aanspreken van de afdichtingsbewaking (D) of van
de temperatuurmeter. In elk geval dient u contact op te nemen met de bevoegde Sulzer-service.
5
Controle van het koppelingssysteem
Veiligheidsvoorschriften van de vorige paragrafen in acht nemen!
Het vast vergrendelbare koppelingssysteem van de SB/XSB kan onder normale omstandigheden niet losko-
men, omdat het hier om een vormgesloten vergrendeling gaat. Om veiligheidsredenen moet echter telkens
na het neerlaten of inkoppelen van de SB/XSB de goede werking van het koppelingssysteem gecontroleerd
worden. Daarna moet kort proefgedraaid worden.
•
Machine uitschakelen en tegen het opnieuw inschakelen beveiligen.
•
Bij variant "A" buisklemschroef tot aan de aanslag naar links resp. bij variant "B" naar rechts draaien (zie
afbeelding 3 resp. 4).
•
SB/XSB met hijswerktuig uit het bekken tillen.
ATTENTIE
De draagkabel moet exact verticaal gespannen zijn!
•
SB/XSB en motoraansluitkabel reinigen (zie volgende onderhoudsvoorschriften).
•
SB/XSB aan de leibuis neerlaten tot hij in het koppelingsstuk vastkoppelt. SB/XSB nog eens ca. 20 cm optil-
len en opnieuw inkoppelen.
Variant "A"
•
Buisklemschroef naar rechts draaien (zie afbeelding 3) tot de indicatiepen zich in het groene bereik van de
markering bevindt. Als de indicatiepen van de veerspanningsindicatie zich niet in het groene bereik bevindt, is
het toestel niet correct ingekoppeld!
Variant "B"
•
Buisklemschroef naar links draaien (zie afbeelding 4) en met 80 Nm aandraaien en cilinderschroef ter beveili-
ging inschroeven. Als het aanhaalmoment van 80 Nm niet bereikt wordt, dan is het toestel niet correct inge-
koppeld!
6006572-01
7