Bedieningshandleiding
Veiligheidslichtgordijn/-lichtscherm
2.9.7 Startblokkering
De startblokkering verhindert een automatische start van de machine
na het inschakelen van de voedingsspanning Na de vrijgave van
de startblokkering - door een eenmalige onderbreking van het
veiligheidsveld - is deze beschermfunctie inactief tot aan de volgende
spanningsreset
De herstartblokkering is bij levering niet geactiveerd Deze
functie wordt met behulp van de BUS converter NSR-0801 en
een PC / laptop geactiveerd
2.10 Zelftest
Het systeem voert na het inschakelen van de bedrijfsspanning binnen
de 2 seconden een volledige zelftest uit Als het veiligheidsveld niet
onderbroken is, wordt het systeem ingeschakeld In geval van een
storing worden de uitgangen van de ontvanger niet ingeschakeld
De LED OSSD UIT beginnen te knipperen om de foutmelding weer te
geven Meer informatie vindt u in het hoofdstuk "Foutdiagnose"
In de bedrijfstoestand voert het systeem een permanente zelftest uit
Veiligheidsrelevante fouten worden binnen de cyclustijd herkend en
leiden tot de uitschakeling van de uitgangen
2.11 Straalcodering A
De straalcodering van het veiligheidslichtgordijn moet aangepast
worden, als verschillende systemen dicht bij elkaar in werking
zijn en een opstelling zoals in de afbeelding hieronder getoond
(geen beïnvloeding) niet mogelijk is Een ontvanger kan met een
straalcodering A, de stralen van de zender met dezelfde straalcodering
A die voor hem bestemd zijn, van vreemde stralen onderscheiden
De straalcodering A moet voor iedere senssor (ontvanger en zender)
afzonderlijk ingesteld worden De functie wordt met behulp van de BUS
converter NSR-0801 en een PC of laptop geactiveerd
Als aangrenzende systemen zonder straalcodering A gebruikt worden,
ontstaat er gevaar voor de gebruiker
E
R
R
E
geen invloed
E
R
E
R
Beïnvloeding:
straalcodering A vereist!
• De straalcodering A vermijdt wederzijdse beïnvloeding van naast
elkaar staande systemen
• De straalcodering A wordt aan de zender en de ontvanger permanent
weergegeven door het knipperen van de LED's
(zie LED statusinformatie)
De reactietijd van het systeem met straalcodering A wordt
verhoogd Hiertoe moet de veiligheidsafstand tot de
gevaarlijke beweging aangepast worden Zie ook hoofdstuk
Reactietijd
3. Montage
3.1 Algemene voorwaarden
De volgende regels gelden als preventieve waarschuwingen om een
veilige en correcte werking en behandeling te garanderen Deze regels
zijn een essentieel onderdeel van de veiligheidsmaatregelen en moeten
bijgevolg ten alle tijde nageleefd worden
• De SLC mag niet gebruikt worden bij machines die in geval
van nood niet elektrisch gestopt kunnen worden
• De veiligheidsafstand tussen de SLC en een gevaarlijke
machinebeweging moet steeds in acht genomen worden
• Bijkomende beschermvoorzieningen moeten zo geïnstalleerd
worden dat men het veiligheidsveld moet binnendringen om
de gevaarlijke machineonderdelen te bereiken
• De SLC moet zodanig geïnstalleerd worden dat het personeel
bij het bedienen van de machine zich altijd binnen de
detectiezone van de veiligheidsvoorziening bevindt Een
foutieve installatie kan tot zware verwondingen leiden
• Sluit de uitgangen nooit aan op +24VDC Als de uitgangen
op +24 VDC aangesloten worden, bevinden zij zich in AAN
toestand en kunnen zij een gevaarlijke situatie aan de
toepassing/machine niet stoppen
• De veiligheidsinspecties moeten regelmatig uitgevoerd
worden
• De SLC mag niet aan brandbare of explosieve gassen
blootgesteld worden
• De aansluitkabels moeten volgens de installatie-instructies
aangesloten worden
• De bevestigingsschroeven van de eindkappen en de
bevestigingshoeken moeten vast aangespannen zijn
3.2 Veiligheidsveld en nadering
Het veiligheidsveld van de SLC bestaat uit de volledige zone tussen
de veiligheidsveldmarkeringen van de zender en de ontvanger
Bijkomende beschermvoorzieningen moeten garanderen dat
men het veiligheidsveld moet binnendringen om de gevaarlijke
machineonderdelen te bereiken
De SLC moet zodanig geïnstalleerd worden dat het personeel bij het
bedienen van de te beveiligen gevaarlijke machineonderdelen zich altijd
binnen de detectiezone van de veiligheidsvoorziening bevindt
NL
SLC 420
SLG 420
7