IX. SB-CONTROL (indien aanwezig)
1. Het monteren van de sensoren
Voor een juiste capaciteitsregeling is het zeer belangrijk om de sensoren op de juiste plaats te
monteren en op de goede hoogte af te stellen. De plaats is afhankelijk van het talud van het
product. De sensoren moeten signaleren net voor het punt waar het product naar beneden rolt
of valt, en zijn daarom verschuifbaar gemonteerd in U-profielen. Beide sensoren moeten op
±106 cm van de bodemmat verwijderd en zo mogelijk haaks op de band gericht zijn.
Verklaring van de drie lampjes op de sensor:
• Het groene lampje op de sensor brandt wanneer voedingspanning aanwezig is.
• Het buitenste oranje lampje brandt wanneer de door de sensor gesignaleerde afstand veel
te ver is of te dichtbij is: de door de sensor afgegeven signaalspanning is minimaal.
• Het middelste oranje lampje mag alleen branden wanneer de sensor boven een lege
bodemmat gemonteerd is, het lampje moet uitgaan zodra er iets op de bodemmat ligt. Stel
de sensor af op een hoogte van ongeveer 106 cm boven de mat, de sensor geeft dan het
maximale signaal af van ongeveer 10.6 Vdc.
2. Handbediening of automatisch regelen
De afstandsbediening is voorzien van schakelaar
gekozen wordt voor handbediening of SB-Control.
In handbediening
meest rechtse draaiknop
24
wordt de bodemmatsnelheid traploos geregeld met uitsluitend de
op de knuppel.
/
(hand/auto), waarmee