VIII. PERIODIEK ONDERHOUD
1. Dagelijks
•
Controleer de transportbanden op rechtlopen. Zorg ervoor dat de draagrollen,
aandrijfrol en omkeerrol schoon zijn. Dit om onnodige slijtage en scheeflopen te
voorkomen. De afvoerbanden worden gestuurd door de M10 bouten 'B' van de spanners
los te draaien en de spanner te verschuiven door tapbout 'A' te verdraaien. Draai de
bouten 'B' na het afstellen weer vast.
Ook de bandschraper beïnvloedt de bandsturing, laat de schraper niet onnodig strak
aanlopen
•
Controleer of de koelventilator van de bodemmat aandrijfmotor werkt. Wanneer alleen
de hoofdschakelaar ingeschakeld is, kunt u de ventilator horen draaien nadat de
startknop op de afstandsbediening ingedrukt is.
•
Controleer of de motoren schoon zijn zodat een goede koeling gewaarborgd is
•
De bodemmat moet aan beide zijkanten goed worden afgedicht tussen het losdoek en de
zijschotten.
•
Zorg ervoor dat de rollen van de zeef schoon blijven door juiste afstelling van de
schrapers. Deze moeten over de volledige breedte van de rol licht tegen de rol
aandrukken of er net vrij van zijn.
•
Verwijder stenen die tussen de gladde rollen van de rollenzeef komen. Monteer evt. een
rollenreiniger (meerprijs).
2. Wekelijks
a)
Smeer de vetnippels licht door:
•
spanlagers aandrijfrol
•
spanlagers omkeerrollen
•
tandwiel omkeeras bodemketting
•
horizontale en verticale krikken
b)
Controleer de trommelmotoren, draagrollen en omkeerrollen in de afvoerbandjes op
aangroeien van grond, zonodig de rollen schoonmaken en de bandschrapers op goede
werking controleren
c)
Zorg ervoor dat de aandrijfkettingen van de rollenzeef en van de bodemmatkettingen vet
2 nippels
2 nippels
1 nippel
2 nippels per krik
21