Bedieningshandleiding
Veiligheidsschakelaar
7. Gebruik en onderhoud
7.1 Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Controle van de max. afwijking van bediensleutel en
veiligheidsschakelcomponent
2. Eventuele schade aan de behuizing van de schakelaar
3. Verwijdering van stof en vuil
7.2 Onderhoud
Wij raden een regelmatig onderhoud aan, inclusief de volgende stappen:
• Bevestiging van het veiligheidsschakelapparaat en de bediensleutel
controleren
• Controle van de max. afwijking van bediensleutel en
veiligheidsschakelcomponent
• Eventuele beschadiging van de behuizing van de schakelaar
• Verwijdering van stof en vuil
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.
8. Demontage en afvalverwijdering
8.1 Demontage
De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
8.2 Afvalverwijdering
De veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
NL
AZ 200 AS
5