Informatie over systeem en software weergeven
U kunt de softwareversie, de basiskaartversie, alle aanvullende kaartinformatie (indien beschikbaar), de
softwareversie van de optionele Garmin radar (indien beschikbaar) en de toestel-id weergeven. U kunt deze
gegevens nodig hebben om de systeemsoftware bij te werken of aanvullende kaartgegevens aan te schaffen.
Selecteer Menu > Instellingen > Systeem > Systeeminformatie > Softwaregegevens.
Het gebeurtenislog weergeven
In het logboek wordt een lijst met systeemgebeurtenissen weergegeven.
Selecteer Menu > Instellingen > Systeem > Systeeminformatie > Gebeurtenislog.
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels weergeven
Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd. Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals
identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale compliance-markeringen, maar ook toepasselijke
product- en licentiegegevens. Niet beschikbaar op alle modellen.
1 Selecteer MenuInstellingen.
2 Selecteer Systeem.
3 Selecteer Informatie over regelgeving.
Voorkeursinstellingen
Selecteer Menu > Instellingen > Voorkeuren.
Eenheden: Hiermee stelt u de maateenheid in.
Taal voor tekst: Stelt de taal van de tekst op het scherm in.
Navigatie: Hiermee stelt u navigatievoorkeuren in.
Filters: Hiermee effent u de waarden die in de gegevensvelden worden weergegeven, waardoor de ruis kan
afnemen of trends op de langere termijn kunnen worden weergegeven. Als u de filterinstelling verhoogt,
neemt de effening toe en als u de filterinstelling verlaagt, neemt de effening af. Bij een filterinstelling van 0
wordt het filter uitgeschakeld en de weergegeven waarde is de ruwe waarde van de bron. U kunt deze
instellingen ook synchroniseren op alle toestellen waarop de instelling Synchr.filters is ingeschakeld.
Toetsenbordindeling: Hiermee rangschikt u de knoppen op het schermtoetsenbord.
Schermafdruk opslaan: Hiermee kunt u schermafbeeldingen opslaan.
Weergave menubalk: Toont en verbergt de menubalk automatisch wanneer deze wel of niet nodig is.
Eenheden instellen
Selecteer Menu > Instellingen > Voorkeuren > Eenheden.
Systeemeenheden: Stelt de systeemeenheid in voor het toestel.
Afwijking: Hiermee wordt de magnetische afwijking, de hoek tussen het magnetische noorden en het ware
noorden, ingesteld voor uw huidige locatie.
Noordreferentie: Stelt de richtingreferenties in voor het berekenen van de koersinformatie. Waar stelt het
geografische noorden in als de noordreferentie. Grid stelt het kaartnoorden in als de noordreferentie
(000º).Magnet. stelt het magnetische noorden in als de noordreferentie.
Positieweergave: Hiermee selecteert u de positieformaat waarmee een locatie wordt aangeduid. Wijzig het
positieformaat alleen wanneer u een kaart gebruikt met een afwijkende indeling.
Kaartdatum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van de kaart in. Wijzig deze instelling alleen wanneer u een
kaart gebruikt met een afwijkende kaartindeling.
Tijd: Hiermee kunt u de tijdweergave, tijdzone en zomertijd instellen.
Toestelconfiguratie
163