Radiosignalen uitzenden
OPMERKING: Om veiligheidsredenen gaat de radar na het opwarmen in de stand-bymodus. Dat geeft u de
gelegenheid om te controleren of de omgeving van de radar vrij is, voordat u met de radartransmissie begint.
1 Schakel de kaartplotter uit en sluit de radar aan zoals beschreven in de installatie-instructies van de radar.
2 Schakel de kaartplotter in.
Indien nodig, warmt de radar op en waarschuwt een aftelsignaal u wanneer de radar gereed is.
3 Selecteer Radar.
4 Selecteer een radarmodus.
Tijdens het opstarten van de radar wordt er een aftelbericht weergegeven.
5 Selecteer Menu > Radar zenden.
Het uitzenden van radarsignalen stopzetten
Selecteer op een radarscherm Menu > Radar in standby.
TIP: Druk op het scherm dat wordt weergegeven op
radarsignalen direct stop te zetten.
De modus Gepland uitzenden instellen
Om energie te besparen kunt u tijdsintervallen instellen waarop de radar signalen uitzendt of op stand-by staat.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar in dubbele radarmodi.
1 Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties > Gepland uitzenden.
2 Selecteer Gepland uitzenden om de optie in te schakelen.
3 Selecteer Stand-bytijd, voer het tijdsinterval in waarop de radar signalen uitzendt en selecteer OK.
4 Selecteer Verzendtijd, voer de duur van elke signaaltransmissie in en selecteer OK.
Een radarvrije zone inschakelen en aanpassen
U kunt een gebied aangeven waarin de radarscanner geen signalen verzendt.
OPMERKING: GMR Fantom en xHD2 radarmodellen ondersteunen twee radarvrije zones. De meeste andere
GMR radarmodellen ondersteunen één radarvrije zone. GMR 18 HD+ radarmodellen ondersteunen geen
radarvrije zones.
1 Selecteer in een radarscherm Menu > Radar instellen > Installatie > Radarvrije zone.
De radarvrije zone is het gearceerde gebied op het radarscherm.
2 Selecteer Hoek 1 en daarna de nieuwe locatie voor de eerste hoek.
3 Selecteer Hoek 2 en daarna de nieuwe locatie voor de tweede hoek.
4 Selecteer OK.
5 Herhaal dit indien nodig voor de tweede zone.
Het radarbereik aanpassen
Het bereik van het radarsignaal geeft de lengte van het impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden en
ontvangen. Als het bereik groter wordt, zendt de radar langere pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken.
Objecten die dichterbij zijn, zoals vooral regen en golven, weerkaatsen ook de langere pulsen en dat geeft ruis
op het radarscherm. Als informatie over objecten die zich verder weg bevinden op het scherm wordt
weergegeven, is er minder ruimte op het scherm beschikbaar voor het weergeven van informatie over objecten
die zich dichterbij bevinden.
• Selecteer
om het bereik te verkleinen.
• Selecteer
om het bereik te vergroten.
98
> Radar in standby om het uitzenden van
Radar