Instellingen voor installatie van transducer
Deze instellingen zijn van toepassing op de volgende sonartypen.
• Traditioneel
• Garmin ClearVü
• Garmin SideVü
Selecteer optie in een geschikte sonarweergave.
• Selecteer in een Traditioneel sonarscherm Menu > Echoloodinstelling > Installatie.
• Selecteer in een Garmin ClearVü sonarweergave Menu > ClearVü instellingen > Installatie.
• Selecteer in een Garmin SideVü sonarweergave Menu > SideVü instellen > Installatie.
Zendsnelheid: Stelt de tijdsduur tussen sonarsignalen in. Als u de zendsnelheid verhoogt, wordt de
schuifsnelheid verhoogd, maar dit kan ook zelfinterferentie veroorzaken.
Als u de zendsnelheid verlaagt, wordt tijdsduur tussen opeenvolgende pulsen vergroot, wat zelfinterferentie
kan oplossen. Deze optie is alleen beschikbaar voor de Traditioneel sonarweergave.
Zendvermogen: Hiermee kunt u de echo van de transducer nabij het oppervlak verminderen. Een lager
zendvermogen vermindert de echo van de transducer, maar kan ook de sterkte van de echosignalen verlagen.
Deze optie is alleen beschikbaar voor de Traditioneel sonarweergave.
Filterbreedte: Hiermee kunt u de randen van het doel definiëren. Een korter filter verscherpt de randen van
doelen, maar geeft mogelijk meer ruis. Een langer filter verzacht de randen van doelen en vermindert mogelijk
ook de ruis. Deze optie is alleen beschikbaar voor de Traditioneel sonarweergave.
L/R spiegelen: Wijzigt de SideVü weergave-oriëntatie van links naar rechts. Deze optie is alleen beschikbaar
voor de SideVü sonarweergave.
Herstel sonarstandaarden: Hiermee herstelt u alle fabrieksinstellingen van de sonar.
Transducers: Hiermee kunt u de transducer wijzigen, details over de transducers bekijken en details op een
geheugenkaart opslaan.
Sonarfrequenties
OPMERKING: De beschikbare frequenties zijn afhankelijk van de gebruikte transducers.
Door de frequentie in te stellen, past u de sonar aan voor uw specifieke doel en de aanwezige waterdiepte.
Hogere frequenties maken gebruik van smallere bundels en zijn daarom beter voor snelle weergave en bij een
ruwe zee. De weergave van bodem en thermoclines (inversielagen) kan beter zijn wanneer u een hogere
frequentie gebruikt.
Lagere frequenties maken gebruik van bredere bundels, die de visser meer doelen laten zien, maar kunnen ook
meer oppervlakteruis genereren en de continuïteit van bodemsignalen verslechteren bij een ruwe zee. Bredere
bundels genereren grotere visbogen, waardoor ze ideaal zijn voor het opsporen van vis. Bredere bundels werken
ook beter in diep water, omdat de lagere frequentie beter doordringt in diep water.
Met CHIRP frequenties kunt u elke puls een reeks frequenties laten doorlopen voor een betere scheiding van
doelen in diep water. U kunt CHIRP gebruiken om doelen, zoals vissen in een school, te onderscheiden en voor
toepassing in diep water. CHIRP presteert over het algemeen beter dan toepassingen met één enkelvoudige
frequentie. Omdat sommige vissen beter worden weergegeven met een vaste frequentie, moet u rekening
houden met uw doelstellingen en met de wateromstandigheden wanneer u CHIRP frequenties gebruikt.
Bij sommige transducers kunt u ook vooraf ingestelde frequenties aanpassen voor elk transducerelement. Dit
betekent dat u de frequentie met behulp van de voorinstellingen snel kunt wijzigen wanneer de
wateromstandigheden en uw doelstellingen veranderen.
Wanneer u twee frequenties tegelijk gebruikt in de gesplitste frequentieweergave, kunt u dieper kijken met de
lagere frequentie en tegelijkertijd meer details zien met de hogere frequentie.
Wees u altijd bewust van lokale voorschriften inzake sonarfrequenties. Om groepen orka's te beschermen, kan
het bijvoorbeeld verboden zijn om frequenties tussen 50 en 80 kHz te gebruiken binnen een halve mijl van een
groep orka's. Het is uw eigen verantwoordelijkheid om het toestel te gebruiken in overeenstemming met alle
toepasselijke wetten en verordeningen.
88
LET OP
Viszoeker met sonar