Internal
2.3
Aarding
Bij gebruik in gevaarlijke gebieden moet de detectorbehuizing met aarde worden
verbonden. Dit dient ter voorkoming van statische oplading, die het gevolg kan zijn
van elektrisch geïsoleerde metalen componenten. Aardt de detector door deze
ofwel te monteren op een geaarde metalen structuur of door een geaarde draad
met de schroefgaten in de montagebeugel te verbinden (zie Afbeelding 2-1). De
weerstand naar aarde moet lager zijn dan 1 GOhm.
2.4
Zonnekap / weersbescherming
De zonnekap is leverbaar als optionele accessoire en aan te bevelen voor locaties
met een hoge omgevingstemperatuur en / of directe blootstelling aan zonlicht. Deze
kan ook als weersbescherming worden gebruikt, bijv. op locaties met frequente
heftige regenval. De zonnekap wordt op de beugel van de gasdetector gemonteerd
met dezelfde M8 (of 5/16") bouten die gebruikt worden voor het monteren van de
detector. Zie erop toe dat de zonnekap correct wordt gemonteerd, zodat het
identificatieplaatje van de detector zichtbaar blijft.
Afbeelding 2-1: Correcte positie van de weerkap en positie van het aardingspunt.
De pijl moet altijd omhoog wijzen, ongeacht de oriëntatie van de detector.
10
GasSecure GS01
Hardware handleiding
Extern
aardingspunt
H
OOFDSTUK
2