Montage-instructies
Pas op voor beschadiging!
Bij hoge luchtvochtigheid kan zich
condens op de buitenkant van het
apparaat vormen. Dit condenswater
kan corrosie veroorzaken.
Om dit te voorkomen, kunt u het ap-
paraat het beste plaatsen in een
droog vertrek of een vertrek met vol-
doende ventilatie.
Controleer na de inbouw of de deur
van het apparaat goed sluit, of de
lucht ongehinderd kan worden toe-
gevoerd en afgevoerd en of het ap-
paraat op de beschreven wijze is in-
gebouwd.
Klimaatklasse
Het apparaat is bestemd voor een be-
paalde klimaatklasse (kamertempera-
tuur), waarvan de grenzen moeten wor-
den aangehouden. De klimaatklasse
wordt vermeld op het typeplaatje in het
apparaat.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Een te lage kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat de compressor gedurende
lange tijd niet werkt. Dit kan tot hogere
temperaturen in het apparaat leiden,
waardoor schade kan ontstaan.
54
Kamertempera-
tuur
+10 tot +32 °C
+16 tot +32 °C
+16 tot +38 °C
+16 tot +43 °C
Be- en ontluchting
Voor de ventilatieopeningen
moeten de genoemde afmetingen
aangehouden worden. Anders slaat
de compressor vaker gedurende
steeds langere tijd aan.
Daardoor stijgen het energieverbruik
en de temperatuur van de compres-
sor. Deze kan beschadigd raken.
Houd dus beslist de aangegeven af-
metingen voor de ventilatieope-
ningen aan. Zie hoofdstuk: "Inbouw-
maten".
De luchttoevoer en luchtafvoer vindt
plaats via het ventilatierooster in de
sokkel van het koelapparaat.
De luchttoevoer- en luchtafvoerope-
ningen mogen niet worden afgedekt
of geblokkeerd. Bovendien moeten
ze regelmatig stofvrij gemaakt wor-
den.