NL
1F.
Bevestig de installatiehulpkabel* aan de ooghaak aan de
bovenzijde van de dome en sluit de veiligheidskabel (zie
FOTO 1F).
* Om veiligheidsredenen is het raadzaam bij de montage
van pijpen een door de gebruiker zelf te leveren kabel te
gebruiken. Zie de montagehandleiding voor instructies.
BNC-connector
Achtpolig
alarmaansluitblok
Foto 1F Aansluitingen
1G. MAAK DE VOLGENDE AANSLUITINGEN:
** Wanneer de AutoDome is geprogrammeerd voor het gebruik
van RS-485 verbindingen, functioneert RXD als DATA (+) en
TXD als DATA (-).
CONTROL CONNECTOR
9
8
7
6
5
C–
C+ GND RXD TXD GND H
RS-232
Biphase
Ground
Ground
Biphase +
**RS-232 TX
Biphase –
**RS-232 RX
Afb. 1B Aansluitblok voor besturing
a. Wanneer de alarmingangen of de relaisuitgang in
gebruik zijn, sluit u de betreffende draden aan op het
achtpolige aansluitblok voor het alarmcircuit (zie afb.
1C).
ALARM CONNECTOR
8
7
6
5
GND A1
A2
A3
ALARM GROUND
ALARM INPUT #1
ALARM INPUT #2
ALARM INPUT #3
Afb. 1C Aansluitblok alarmcircuit
© 2004 Bosch Security Systems
Installatiehulpkabel
Ooghaak
Negenpolig aansluitblok
voor aansturing
4
3
2
1
24 VAC
Retaining
Screw
24 VAC Hot
24 VAC Neutral
Indoor Pendant - Not Connected
EnviroDome
- 24 VAC Heater
®
4
3
2
1
A4 NC COM NO
RETAINING SCREW
NORMALLY OPEN
RELAY COMMON
NORMALLY CLOSED
ALARM INPUT #4
b. Sluit de video (BNC) kabel en het STUURBLOK aan.
Zet de schroeven op het stuurblok stevig vast.
c. Bij bifase-toepassing en wanneer de dome in
een sterconfiguratie is aangesloten (of de laatste dome
van een daisychainnetwerk is), moet over pool 8 (C+)
en pool 9 (C-) een afsluitweerstand van 110 Ω
(bijgeleverd) worden geplaatst.
LET OP: Daisychainconfiguraties zijn niet mogelijk bij
gebruikmaking van fiberoptisch hulpmateriaal.
1H. AUTODOME – MONTAGE INSTRUCTIES
VOOR 24 VAC Pakketten ENVX2450X,
ENVX2460X, G3AX5X en G3AX6X
Controleer alle volgende punten:
a. Het gebruik van ENV-PSU (of gelijkwaardige)
voedingsunits is verplicht.
b. Zorg ervoor dat u voor het 24 VAC- traject draad van de
juiste doorsnede gebruikt. Zie BIJLAGE
A - Handleiding voor correcte bedrading en aanbevolen
trajectlengten voor voedingsleidingen.
c. Sluit de bedrading aan op het negenpolige
besturingsaansluitblok aan de bovenzijde van de unit
zoals aangegeven in STAP 1G.
d. Als de alarmingangen of de relaisuitgang in gebruik
zijn, sluit u de betreffende draden aan op het achtpolige
alarmaansluitblok.
Bovenzijde van de dome
Naar
ENV-PSU
of
gelijkwaardig
LET OP: Als u geen ENV-PSU gebruikt, maak dan een
draadbrug tussen de pool (1) 24 VAC spanning en de pool (3)
Verwarmingselement (zie BIJLAGE A voor meer informatie).
Hoofdstuk 1
(1) 24 VAC spanning
(2) 24 VAC nul
(3) Verwarmingselement**
(4) RS-232 Massa
(5) RS-232 TXD
(6) RS-232 RXD
(7) Bifase massa
(8) Bifase +
(9) Bifase –
**Alleen EnviroDome
Afb. 1D
Pagina 6 van 33