3. Het stuurprogramma installeren
6.
Selecteer de printer die u gebruikt in het pop-upmenu [Use:].
Als de printer die u gebruikt niet wordt geselecteerd in [Use:], selecteer dan de fabrikant in het
pop-upmenu [Select Software...] en selecteer vervolgens het PPD-bestand van de printer. Voor de
locatie van de PPD-bestanden raadpleegt u Pag. 36 "De PPD-bestanden installeren".
7.
Klik op [Add].
Wilt u de optie-instellingen configureren, klik dan op [Configure] in het geopende dialoogvenster
en configureer de instellingen.
8.
Sluit System Preferences af.
Opties configureren voor de printer in OS X en macOS
1.
Start System Preferences op.
2.
Klik op [Printers & Scanners].
3.
Selecteer de printer die u gebruikt en klik vervolgens op [Options & Supplies...].
4.
Klik op [Options] en configureer de benodigde instellingen.
5.
Klik op [OK].
6.
Sluit System Preferences af.
• Als de optie die u wilt selecteren niet wordt weergegeven, zijn de PPD-bestanden mogelijk niet
goed geconfigureerd. Om de configuratie te voltooien, controleert u of de naam van het PPD-
bestand wordt weergegeven in het dialoogvenster.
• Als voorbeeld voor de instelprocedures wordt het besturingssysteem OS X 10,11 gebruikt. De
werkelijke procedure kan anders zijn afhankelijk van de versie die u gebruikt.
38