5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt
ARXM50~71+RXM42~71N2V1B(9) + RXP50~71M2V1B +
RXA42+50+RXF50+60B2V1B + RXF71A2V1B + RXJ50N2V1B +
ARXF50~71A2V1B
R32 Split-reeks
4P513661-7H – 2019.12
INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪
Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie hoofdstuk "Algemene
veiligheidsmaatregelen".
▪
Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte, hoogteverschil). Zie ook verder in
dit hoofdstuk over de voorbereiding.
Let op de volgende richtlijnen voor de benodigde ruimte:
b
a
>50
b
a
>50
(mm)
a
Luchtuitlaat
b
Luchtinlaat
OPMERKING
De muur aan de uitlaatzijde van de buitenunit MOET ≤1200 mm hoog zijn.
OPMERKING
▪
Stapel de units NIET op elkaar op.
▪
Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast,
veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende
gevolgen met zich meebrengen:
▪
een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪
een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het verwarmen;
▪
stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪
een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de ventilator blaast, kan
deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan
wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtinlaat naar de muur gericht en
NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
>100
>350
b
>100
a
5
|
Voorbereiding
a
>50
b
>100
a
>350
b
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21