4
Selecteer "Titel" met M/m, en druk
daarna op ENTER.
Het invoerscherm voor tekens
verschijnt.
De huidige naam wordt afgebeeld op de
invoerregel.
Invoerregel
5
Verplaats de cursor met m/M
naar het punt waar u het teken wilt
invoegen.
Om alle tekens te wissen, houdt u
CLEAR gedurende 2 seconden of langer
ingedrukt.
6
Selecteer "HOOFDLETTERS" of
"Klein" met ./>.
De tekens van het geselecteerde type
worden weergegeven.
7
Druk op </M/m/, om het teken te
selecteren dat u wilt invoeren en druk
op ENTER.
Het geselecteerde teken wordt afgebeeld
op de invoerregel.
Om een spatie in te voeren, drukt u op X
(of selecteert u "Spatie" en drukt u
daarna op ENTER).
8
Herhaal stap 6 en 7 om meer tekens
in te voeren.
Om een teken te wissen, verplaatst u de
cursor naar het gewenste teken op de
invoerregel en drukt u op CLEAR (of
selecteert u "Wissen" en drukt u daarna
op ENTER).
Indien u een teken wilt invoegen, plaatst
u de cursor rechts van het punt waar u
een teken wilt invoegen. Selecteer
daarna het teken en druk op ENTER.
Om alle tekens te wissen, houdt u
CLEAR gedurende 2 seconden of langer
ingedrukt.
9
Druk op x (of selecteer "OK" en druk
daarna op ENTER).
Om de instelling te annuleren, drukt u op
O RETURN.
49
49