11.2 FUNCTIONERING VAN HET TOESTEL
Het toestel mag alleen worden gebruikt met batterijvoeding als de
aardverbinding niet zeker lijkt of als de voedingskabel beschadigd is
of vermoedelijk beschadigd is.
Bescherm het toestel tegen vocht en vloeistoffen en extreem hoge/
lage temperaturen. Bescherm het toestel ook tegen mechanische
stress en stel het niet bloot aan direct zonlicht, want daardoor kan het
toestel mogelijk niet goed functioneren.
Voer nooit zelf herstellingen uit, van welke aard ook. Open het toestel
niet. Het toestel bevat geen onderdelen die door de gebruiker
kunnen worden vervangen. Breng geen wijzigingen aan het toestel
aan. Indien het defect raakt, neem contact op met uw verkoper of
leverancier.
Belangrijke informatie over elektromagnetische compatibiliteit
(EMC). Met de toename van het aantal elektronische toestellen zoals
computers en mobiele telefoons in een kamer, kunnen medische
toestellen gevoelig worden voor de elektromagnetische invloed van
andere toestellen. Door elektromagnetische interferentie kan de
werking van medische toestellen worden verstoord, wat mogelijk
tot gevaarlijke situaties kan leiden. Ook mogen medische toestellen
geen storingen veroorzaken bij andere toestellen. De IEC/EN 60601-
1-2 norm werd ingevoerd wegens de noodzaak om vereisten van
elektromagnetische comptabiliteit (EMC) vast te leggen ter preventie
van gevaarlijke situaties bij het gebruik van medische toestellen. De
norm definieert het weerstandsniveau tegen elektromagnetische
interferentie voor medische toestellen. Deze medische apparatuur
is conform de IEC/EN 60601-1-2 norm wat betreft weerstand tegen
elektromagnetische interferentie en elektromagnetische emissies.
Desondanks mag u geen mobiele telefoons en vergelijkbare
toestellen gebruiken die sterke elektromagnetische velden creëren in
de omgeving van het toestel. Hierdoor kan de werking van medische
toestellen worden verstoord, wat mogelijk tot gevaarlijke situaties kan
leiden.
Draagbare RF communicatieapparatuur, inclusief randapparaten zoals
antennekabels en externe antennes, mogen niet dichter dan 30 cm
(12 inch) van om het even welk deel van het toestel worden gebruikt,
inclusief door de fabrikant gespecificeerde kabels. Anders kan deze
apparatuur minder goed presteren.
Het gebruik van deze apparatuur naast of op andere apparatuur
moet worden vermeden omdat het kan leiden tot een slechte werking.
Indien hij toch zo moet worden gebruikt, moet de apparatuur onder
toezicht worden gehouden om te zien of de werking normaal is.
ALGEMENE WAARSCHUWING
39