C.2 Zone 2 schakelt zich in volgens de klimaattemp.curve
wanneer het apparaat een spanning detecteert van 12 VDC
tussen CL en COM. Zone 2 schakelt zich uit wanneer het
apparaat een spanning detecteert van 0 V tussen CL en COM.
C.3 Het apparaat schakelt zich in wanneer het apparaat HT-COM
en CL-COM detecteert als 0 VDC.
C.4 Zone 1 en Zone 2 schakelen zich beide in wanneer het
apparaat HT-COM en CL-COM detecteert als 12 VDC.
OPMERKING
De bedrading van de thermostaat moet overeenkomen
met de
instellingen
van
het
10.5.6 "Kamerthermostaat".
De voeding van de machine- en kamerthermostaat moet op
dezelfde nuldraad worden aangesloten.
Wanneer KAMERTHERMOSTA. niet op NEE staat, kan de
binnentemperatuursensor Ta niet op werkend worden ingesteld.
Zone 2 kan alleen werken in de warmtemodus. Wanneer
de koelmodus is ingesteld op het bedieningspaneel en
Zone 1 is OFF (UITGESCHAKELD), zal "CL" in Zone 2
sluiten en het systeem blijft "OFF" (UITGESCHAKELD).
Tijdens de installatie moet de thermostaatbedrading van
Zone 1 en Zone 2 correct worden uitgevoerd.
a) Procedure
Sluit de kabel aan op de overeenkomstige aansluitklemmen (zie
afbeelding).
Bevestig
de
kabel
met
kabelbinderbevestigingen om spanningsontlasting te garanderen.
7) Voor tankboosterverwarming:
13
16
CN11
Voeding
7 5 3 1
A1
KM4
A2
OPMERKING
8
6
4
2
TCO
ATCO
Spanning
Maximale bedrijfsstroom (A)
Bedradingsgrootte (mm
)
2
Signaaltype regelpoort
OPMERKING
Het apparaat zendt alleen een ON/OFF-signaal
naar de verwarming.
bedieningspaneel.
Zie
kabelbinders
op
de
25 26
27 28
1 2 3 4 5
29 30 31 32
6 7 8 9 10
CN7
CN30
220-240 VAC
0,2
0,75
Type 2
47
8) Voor extra warmtebronbeheersing:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 1617
18
19
20
2122 23 24
CN11
ZEKERING
L
Voeding
7 5 3 1
A1
KM6
A2
N
8
6
4
2
Extra warmtebron
Spanning
Maximale bedrijfsstroom (A)
Bedradingsgrootte (mm
)
2
Signaaltype regelpoort
WAARSCHUWING
Dit gedeelte is alleen van toepassing op de basisversie. Voor de
aangepaste versie, aangezien er een interval back-upverwarming
in het apparaat zit, mag de binnenunit niet worden aangesloten op
een extra warmtebron.
9) Voor de uitgang ontdooisignaal:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 1617
18
19
20
CN11
ONTDOOIEN-PROMPTSIGNAAL
27 28
1 2 3 4 5
6 7 8 9 10
CN7
CN30
220-240 VAC
0,2
0,75
Type 2
1 2 3 4 5
31 32
2122 23 24
6 7 8 9 10
CN30
CN7