Plaatsing en aansluiting
Afvoeraansluiting
(OUT)
Afvoerleiding op de
afvoer aansluiten
38
U krijgt een optimaal resultaat als u het onderstaande in
acht neemt:
> Sluit een zo kort mogelijke vacuümleiding met een
maximaal mogelijke doorsnede aan.
4.3.2 Afvoeraansluiting (OUT)
4.3.2
Afvoeraansluiting (OUT)
> Sluit indien nodig een gasdichte uitlaatleiding aan op de uit-
laat van de pomp. De uitlaat is met "OUT" gemarkeerd.
> Voer uitlaatgassen op de juiste manier af via de afvoerleiding,
bijvoorbeeld via een afzuiging.
WAARSCHUWING
Overdruk aan de uitlaat van de vacuümpomp.
Door de hoge compressieverhouding kan de vacuüm-
pomp bij de uitlaat overdruk genereren.
De afvoerleiding (af te voeren gas, gasafvoer) moet
>
altijd vrij en zonder tegendruk worden gehouden.
De afvoer niet blokkeren. De afvoerleiding niet knikken.
>
Gebruik een afvoerleiding met een voldoende grote
>
doorsnede. De doorsnede van de uitlaatleiding moet
minimaal zo groot zijn als de uitlaataansluiting van de
pomp.
Afvoerleiding aansluiten
1. Verwijder de rode beschermkap op de uitlaat van de vacuüm-
1.
pomp.
2. 2. Steek de uitlaatleiding op de DN 10-slangkoppeling.
3. 3. Borg de slangverbindingen op de slangkoppelingen, bijv. met
een slangklem.
> Verleg de afvoerleiding op afschot; d.w.z. naar beneden toe
verlopend verleggen, zodat er geen retourstuwing kan ontsta-
an.
20999909_NL_RE_RZ_V7_230523