B
80
70
60
50
40
30
20
10
0
-30
-20
-10
0
A
Buitentemp. Offset
B
Verwarmingswatertem-
peratuur
3.8.2
Gebruiksgrenzen, warmwaterbereiding
Bij de warmwaterbereiding werkt het product bij buitentem-
peraturen van -20 °C tot 43 °C.
B
80
70
60
50
40
30
20
10
0
-20
-10
0
A
Buitentemp. Offset
3.8.3
Gebruiksgrenzen, koelwerking
Geldigheid: Product met koelbedrijf
In het koelbedrijf werkt het product bij buitentemperaturen
van 15 °C tot 46 °C.
B
35
30
25
20
15
10
5
0
10
15
20
25
A
Buitentemp. Offset
18
1
2
10
20
30
40
1
Gebruiksgrenzen, CV-
functie
2
Toepassingsgebied
conform EN 14511
10
20
30
40
B
Verwarmingswatertem-
peratuur
30
35
40
45
B
Verwarmingswatertem-
peratuur
3.9
Ontdooimodus
Bij buitentemperaturen onder 5 °C kan dauwwater aan de la-
mellen van de verdamper bevriezen en kan zich rijp vormen.
De rijp wordt automatisch herkend en met bepaalde interval-
len automatisch ontdooid.
De ontdooiing gebeurt met een koudecircuitomkering tij-
dens het bedrijf van de warmtepomp. De hiervoor benodigde
warmte-energie wordt aan de CV-installatie ontnomen.
Een correcte ontdooibedrijf wordt alleen mogelijk gemaakt
als een minimumhoeveelheid CV-water in de CV-installatie
circuleert:
A
50
Product
Geactiveerde hulp-
verwarming, CV-
watertemperatuur
> 25°C
HA 5-6
15 liter
HA 7-6
20 liter
3.10
Beveiligingen
Het product is met technische beveiligingen uitgerust. Zie
afbeelding beveiligingen in de bijlage.
Als de druk in het koudemiddelcircuit de maximumdruk van
3,15 MPa (31,5 bar) overschrijdt, dan schakelt de drukscha-
kelaar het product tijdelijk uit. Na een wachttijd vindt een
nieuwe startpoging plaats. Na drie mislukte startpogingen
na elkaar wordt een foutmelding weergegeven.
Als het product uitgeschakeld wordt, dan wordt de verwar-
ming van de carterbehuizing bij een compressoruitlaattem-
peratuur van 7 °C ingeschakeld om mogelijke schade bij het
herinschakelen te verhinderen.
Als de compressorinlaattemperatuur en compressoruitlaat-
temperatuur onder -15 °C liggen, dan gaat de compressor
A
niet in werking.
50
Als de gemeten temperatuur aan de compressoruitlaat hoger
is dan de toegestane temperatuur, dan wordt de compressor
uitgeschakeld. De toegestane temperatuur is afhankelijk van
de verdampings- en condensatietemperatuur.
De druk in het CV-circuit wordt met een druksensor bewaakt.
Als de druk onder 0,5 bar komt wordt een storingsuitschake-
ling uitgevoerd. Als de druk boven 0,7 bar komt wordt de sto-
ring weer teruggezet.
De circulatiewaterhoeveelheid van het CV-circuit wordt door
een doorstromingssensor bewaakt. Als bij een warmtevraag
bij lopende circulatiepomp geen doorstroming wordt her-
kend, dan treedt de compressor niet in werking.
Als de CV-watertemperatuur onder 4 °C daalt, dan wordt au-
tomatisch de vorstbeveiligingsfunctie van het product geacti-
veerd door de CV-pomp te starten.
A
50
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020297939_04
Gedeactiveerde
hulpverwarming,
CV-watertempera-
tuur > 15°C
40 liter
55 liter