3 Bedienings- en controle-
elementen
3.1 Bedienings- en controle-elementen
Fig. 2
(1) Toets On/Off
(2) Toets Snelkoelen
(3) Insteltoets Up
(4) Insteltoets Down
(5) Toets Alarm
4 In gebruik nemen
4.1 Apparaat inschakelen
Apparaat ca. 2 uur vóór de eerste lading inschakelen.*
u Open de deur.
Fig. 2 (1) indrukken.
u Toets On/Off
w Het temperatuurdisplay geeft de actuele temperatuur weer.
w De binnenverlichting brandt wanneer de deur open is.
w Wanneer op het display „DEMO" wordt aangegeven, is de
demonstratiemodus geactiveerd. U kunt contact opnemen
met de Technische Dienst.
5 Bediening
5.1 Kinderbeveiliging instellen
u Instelmodus activeren: Druk ca. 5 s op de knop Snelkoelen
Fig. 2 (2) .
w Op de display wordt
aangegeven.
c
Wanneer op het display
geven:
u Voor het inschakelen van de kinderbevei-
liging dient u kort de knop Snelkoelen
Fig. 2 (2) in te drukken.
w Het symbool kinderbeveiliging
display knippert
.
c
Wanneer op het display
u Voor het uitschakelen van de kinderbeveiliging dient u kort
Fig. 2 (2) in te drukken.
de knop Snelkoelen
w Het symbool kinderbeveiliging
knippert
.
c
u Instelmodus deactiveren: toets On/Off
-of-
u 5 min. wachten.
w Op de temperatuurdisplay wordt opnieuw de temperatuur
weergegeven.
* afhankelijk van model en uitvoering
(6) Temperatuurweergave
(7) Symbool Menu
(8) Symbool Kinderbeveili-
ging
(9) Symbool Snelkoelen
wordt weerge-
c1
Fig. 2 (8) brandt. Op de
wordt weergegeven:
c0
Fig. 2 (8) dooft. Op de display
Fig. 2 (1) indrukken.
Bedienings- en controle-elementen
5.2 Koelgedeelte
Door de natuurlijke luchtcirculatie in het koelgedeelte zijn er
verschillende temperatuurzones. Vlak boven de afdekplaat
naar de FreshControl-zone en aan de achterwand is het het
koudste. In de bovenste voorste zone en in de deur is de
temperatuur het hoogst.
5.2.1 Levensmiddelen koelen
Aanwijzing
Het energieverbruik stijgt en de koelprestatie vermindert bij
onvoldoende ventilatie.
u Ventilatieluchtspleten altijd vrijlaten.
u In het bovenste bereik en in de deur boter en conserven-
blikken neerzetten. (zie 1 Het apparaat in vogelvlucht)
u Voor het inpakken herbruikbare kunststof, metalen, alumi-
nium of glazen bakken en vershoudfolie gebruiken.
u Rauw vlees of vis altijd in schone, afgesloten bakjes op de
onderste plank van het koelgedeelte bewaren, zodat ze niet
in contact komen met ander voedsel en er geen vloeistof
van vlees of vis op ander voedsel kan druipen.
u Levensmiddelen, die gemakkelijk een geur of smaak
aannemen of afgeven, zoals vloeistoffen, altijd in gesloten
reservoirs of afgedekt bewaren.
u Het voorste vlak van de koelbodem alleen gebruiken voor
het kort plaatsen van koelproducten, bijv. bij het verplaatsen
of uitsorteren. Koelproducten echter niet laten staan, anders
kan deze bij het sluiten van de deur naar achter worden
geschoven of omvallen.
u Levensmiddelen niet te dicht opslaan, zodat de lucht goed
kan circuleren.
5.2.2 Temperatuur instellen
De temperatuur is afhankelijk van de volgende factoren:
-
hoe vaak de deur wordt geopend
-
de duur van het openen van de deur
-
de ruimtetemperatuur op de opstellocatie
-
de aard, temperatuur en hoeveelheid levensmiddelen
De temperatuur is instelbaar van 9 °C tot 3 °C, aanbevolen
wordt 5 °C.
In het diepvriesvak wordt een gemiddelde temperatuur van
ca. –18 °C bereikt.*
Aanwijzing
Wanneer de temperatuur lager dan 3 °C moet zijn:
u Koeltemperatuur op 3 °C instellen.
u De FreshControl-temperatuur instellen op een waarde
tussen
(niet zo koud) en
b4
u Temperatuur hoger instellen: insteltoets Up
indrukken.
u Temperatuur lager instellen: insteltoets Down
indrukken.
w Bij de eerste keer indrukken geeft de temperatuurdisplay de
tot dusver ingestelde waarde knipperend aan.
u Temperatuur in 1 °C -stappen veranderen: toets kort
indrukken.
u Temperatuur blijvend veranderen: toets ingedrukt houden.
w Tijdens het instellen wordt de temperatuur knipperend
aangegeven.
w Ca. 5 s na het indrukken van de toets wordt de daadwer-
kelijke temperatuur aangegeven. De temperatuur past zich
langzaam aan de nieuwe instelling aan.
(zeer koud)
b1
Fig. 2 (3)
Fig. 2 (4)
5