1.8.
Bevestiging van de behuizing (zie hoofdstuk IV.1)
Georgin raadt aan om de behuizing overeenkomstig de volgende voorschriften te bevestigen:
a. Voor de pressostaten met balgen, met een manometrische buis en thermostaten:
De richting van de behuizing heeft weinig invloed op de werking van het apparaat. Het is evenwel raadzaam
om de behuizing verticaal te plaatsen (regelschroef naar boven), om vroegtijdige slijtage te voorkomen
en de metrologische eigenschappen te behouden.
b. Voor de membraanpressostaten:
Het is ABSOLUUT NOODZAKELIJK dat de membraanapparaten (behalve type FPA) verticaal worden
gemonteerd (regelschroef naar boven) en het membraan horizontaal, op een aangepaste drager.
Wegens het gewicht en/of de vorm van het gevoelige element mag de behuizing van deze apparaten NOOIT
worden gebruikt als bevestigingsmiddel.
1.9.
Montage (zie hoofdstuk IV.2)
De bevestiging van de apparaten gebeurt naargelang van de types. Raadpleeg de specifieke matenplannen.
Voor de pressostaten moet u zich er in geval van een drukaansluiting door middel van een onbuigzame buis van
vergewissen dat deze buis zich goed in de lijn van de koppeling bevindt, zodat de behuizing en meer bepaald
het meetelement niet zodanig mechanisch worden belast dat ze vervormd kunnen raken of zelfs de drempel
kunnen verschuiven.
2.
Bijzondere aanbevelingen
2.1.
ATEX-apparaten
Voor de ATEX-apparaten is het ABSOLUUT NOODZAKELIJK dat u de "ATEX-instructiehandleiding"
raadpleegt, die bij het materiaal gevoegd is en beschikbaar is op www.georgin.com.
2.2.
Pressostaten voor differentiële druk
Om ervoor te zorgen dat de status van (het) (de) contact(en) verandert, moet de druk in de HD-ruimte hoger zijn
dan die in de LD-ruimte. Dit verschil moet groter zijn dan de som van de differentiële druk (∆P) en het verschil
van het microcontact
HD – LD > ∆P + e
Type
FD.PX
Voorbeeld: voor een FD.PX met functie 96 moet de druk in de HD-ruimte hoger zijn dan die in de LD-ruimte
met ten minste:
DR. HD – DR. LD > 0,5 + 0,43 bar
DR. HD – DR. LD > 0,93 bar
2.3.
Apparaten met manometrische buis (FPL-sensoren)
Zorg er in geval van een montage op een "starre" aansluiting voor dat de bevestiging geen restspanning
uitoefent op de proceskoppeling.
Schaal
Regelbaar verschil ≤
∆P
1 x SPDT
96
bar
bar
0,5 tot 10
0,43
Gebruiksaanwijzing - F serie
Max.
verschil ≥
2 x SPDT
106
bar
bar
0,7
2
www.georgin.com
Max. stati-
sche druk
Min. / max.
bar
0,5 / 13
7