9.2 Tijdelijke fouten
De onderstaande tabel beschrijft de tijdelijke fouten die
kunnen optreden. Deze verdwijnen automatisch nadat de
oorzaak is verholpen.
Display
Foutmelding
E-00 tot 04
Interne fout
E-05
Oververhitting
E-06 tot 13
Interne fout
E-14
Vlamfout
E-15 tot 20
Interne fout
E-21 en 22
Fout sensor
warmtewisselaar
E-27 en 28
Fout sensor
warmtewisselaar
E-34
Reset knop fout
E-36
Oververhitting
E-38 en 39
Fout sensor
warmtewisselaar
E-47 en 48
Fout sensor
warmtewisselaar
E-49 tot 64
Interne fout
E-65
Spanning te laag Voedingsspanning is te
E-66
Spanning te hoog Voedingsspanning is te
E-67
Drukschakelaar
fout
E-69
Configuratiefout
9.3 Waarschuwingen
De onderstaande tabel beschrijft de tijdelijke
waarschuwingen die kunnen optreden. Het toestel blijft
functioneren of stopt totdat de oorzaak is verholpen.
Display
Foutmelding
A-02
Configuratiefout
A-07
Oververhitting
18
Beschrijving
Casus #
Interne fout
13
Warmtewisselaar sensor is
3
oververhit
Interne fout
13
16
Vlam gedetecteerd
wanneer er geen zou
moeten zijn
Interne fout
13
Warmtewisselaar sensor
4
niet gedetecteerd
Kortsluiting
4
warmewisselaarsensor
Te veel reset acties in
9
korte tijd
Warmtewisselaar sensor is
3
oververhit
Warmtewisselaar sensor
4
niet gedetecteerd
Kortsluiting sensor
4
warmtewisselaar
Interne fout
13
laag voor meer dan 1
minuut
hoog voor meer dan 1
minuut
Te vaak een
11
drukschakelaar fout
Toestelconfiguratiefout
19
Beschrijving
Casus #
Toestelconfiguratiefout
19
Warmtewisselaar
3
temperatuursensor is
oververhit
9.4 Instructies
Nadat u het probleem hebt geïdentificeerd, gebruikt u het
casenummer om de mogelijke oorzaak in deze alinea te
vinden.
Casus 1: Vlam brandt slechts 5 seconden na ontsteking
•
De vlam wordt niet gedetecteerd:
Controleer de ontstekings- / ionisatiekabel en
–
de elektrode. De kabel moet een weerstand
van 1 kΩ hebben.
•
De luchtverwarmer is niet goed geaard.
•
De printplaat is defect.
Casus 2: Geen vlam na ontsteking.
•
Er is niet genoeg gastoevoerdruk.
•
Het gas/lucht mengsel is te arm:
Stel de gasklep af (zie §8.1).
–
•
De gasklep gaat niet open:
Controleer tijdens het ontsteken of er 230 V
–
op de gasklep staat.
•
Controleer of de ontstekingselektrode vonkt. Als
deze niet vonkt:
Controleer de kabel en elektrode en vervang
–
deze als ze beschadigd zijn.
Controleer de branderautomaat en vervang
–
deze wanneer deze geen vonk afgeeft.
Casus 3: Temperatuursensor van de warmtewisselaar is
oververhit.
•
Controleer of de connector J12 en J6 correct zijn
aangesloten en of de verbinding op connector
J12[1-4] (optionele temperatuurbeveiliging)
gesloten is.
•
Controleer of de systeemventilator voldoende lucht
toevoert.
•
Controleer de instellingen van de gasklep. De
luchtverwarmer kan overbelast zijn. Als dit het
geval is:
Pas de branderdruk aan.
–
Casus 4: Warmtewisselaar temperatuursensor of
rookgastemperatuursensor niet gedetecteerd, of
kortgesloten.
LET OP
L-25 verwijst naar de warmtewisselaar sensor.
L-26 verwijst naar de rookgassensor.
•
De warmtewisselaar sensor bestaat uit twee interne
sensoren. De waarden van deze sensoren kunnen
te veel verschillen:
Meet de weerstand van elke sensor. De
–
weerstand moet 20 KΩ bij 25 °C en 25 KΩ bij
20 °C zijn.