7
Ventilatorregeling
7.1
Regelstrategie
De ventilatorregeling wordt afhankelijk van de configuratie van de installatie uitgevoerd aan de hand van een van de
volgende regelstrategieën. Zie voor de instelling van de streefwaarden „7.2 Streefwaarden instellen" op bladzijde 47.
7.1.1
Constant kanaaldrukregeling
Kanaaldruk toevoer- en afvoerlucht worden telkens met een druktransmitter gedetecteerd.
De kanaaldrukwaarden worden voortdurend met de actuele streefwaarden vergeleken en bij een afwijking door aanpas-
sing van het toerental van de ventilatoren bijgeregeld.
Er kunnen maximaal drie streefwaarden voor de kanaaldruk gescheiden voor toevoer- en afvoerlucht als ventilatortrap
worden ingesteld.
7.1.2
Constant volumestroomregeling
De werkende drukwaarden van toevoer- en afvoerluchtventilator worden elk met een druktransmitter gedetecteerd. Toe-
voer- en afvoerluchtvolumestroom worden met behulp van de ingestelde K-factoren berekend.
De volumestromen worden voortdurend met de actuele streefwaarden vergeleken en bij een afwijking door aanpassing
van het toerental van de ventilatoren bijgeregeld.
Er kunnen maximaal drie streefwaarden voor de volumestroom gescheiden voor toevoer- en afvoerlucht als ventilator-
trap worden ingesteld.
7.1.3
Constante toerentalregeling
Toe- en afvoerluchtventilator worden afhankelijk van de actieve trap vast met de vaste procentwaarde aangestuurd. Flow
en/of kanaaldruk moeten extern worden gemeten.
Er kunnen maximaal drie procentwaarden voor de volumestroom gescheiden voor toevoer- en afvoerlucht als ventilator-
trap worden ingesteld.
7.1.4
Toevoerluchtgeleide volumestroomregeling
De kanaaldruk van de toevoerlucht wordt met een druktransmitter gedetecteerd. De kanaaldruk wordt voortdurend met
de actuele streefwaarde vergeleken en bij een afwijking door aanpassing van het toerental van de ventilator bijgeregeld.
Afgezien van de kanaaldruk van de toevoerlucht wordt de hieruit voortkomende werkdruk van de toevoerluchtventilator
met een druktransmitter gedetecteerd. De toevoerlucht volumestroom wordt met behulp van de ingestelde K-factor
berekend.
De werkdruk van de afvoerluchtventilator wordt eveneens met een druktransmitter gedetecteerd. Met behulp van de
ingestelde K-factor wordt de afvoerlucht volumestroom berekend.
De berekende toevoerlucht volumestroom wordt met een instelbaar verschil tussen toe- en afvoerlucht berekend en geldt
als streefwaarde voor de afvoerlucht volumestroom.
De afvoerlucht volumestroom wordt uiteindelijk met zijn berekende streefwaarde voortdurend vergeleken en bij een
afwijking door aanpassing van het toerental van de ventilator bijgeregeld.
Er kunnen maximaal drie streefwaarden voor de kanaaldruk als ventilatortrap worden ingesteld.
46
AANWIJZING!
Deze regelstrategie wordt toegepast als er volumestroomregelaars in het kanaalsysteem aan-
wezig zijn.
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
ART TECH LEVEL II