Standaardmontage
•
Om persoonlijk letsel en schade aan eigendommen te voorkomen, moeten alle Hypro-pompen op een stevige
ondergrond gemonteerd worden waar geen gevaar bestaat dat de pomp kan omvallen of losbreken. Alle Hypro-
pompen zijn uitgerust met montagegaten waarin bouten geplaatst kunnen worden, om de pomp te verankeren op
een stevige ondergrond. Zorg tijdens het monteren van uw Hypro-centrifugaalpomp dat daarvoor bouten en moeren
gebruikt worden die geschikt zijn voor alle chemicaliën waarmee ze in contact kunnen komen, en dat daarvoor bouten
en moeren van de juiste grootte gebruikt worden op basis van het gewicht van de pomp alsmede alle te verwachten
belastingen, ladingen of gewichtsveranderingen. Pompen moeten zo dicht mogelijk in de buurt van de bron van de
vloeistofaanvoer geplaatst worden. Niet-zelfvullende pompen moeten voor de juiste werking lager dan het vloeistofpeil
geplaatst worden.
Leidingenwerk van de pomp
•
Om de maximale pompprestatie te bereiken, moet de aanvoerlijn van de pomp ten minste de grootte hebben van de
aanvoerpoort, dienen oneffenheden te worden vermeden en moet deze vrij zijn van luchtlekken.
•
Om de maximale pompprestatie te bereiken, moet de afvoerlijn ten minste dezelfde grootte hebben als de
afvoerpoort, en zo min mogelijk belemmeringen. Zorg ervoor dat de slangen die u installeert de maximale pompdruk
kunnen weerstaan. Om de best mogelijke prestatie van de pomp te waarborgen, moet de afvoerpoort van de pomp
recht naar boven wijzen.
•
Zorg ervoor dat de leidingen voldoende steun hebben, zodat het gewicht niet rust op de pompbehuizing. Verbind
ofwel een vaste pijp of flexibele slang voor pompaanzuiging zoals weergegeven in Afbeelding A. Wanneer u een slang
kiest, dient deze geclassificeerd zijn om het aanzuigvacuüm en de werking van de pomp te weerstaan. Zorg ervoor
dat de aanzuiglijn continu stijgt van de waterbron naar de pomp. Hoge plekken kunnen leiden tot luchtbellen in de
slang en het aanzuigen bemoeilijken. Zorg ervoor dat alle koppelingen stevig vastzitten en luchtdicht zijn.
•
Diepte van zuigaanvoer ten minste vier (4) keer de diameter van aanzuigpijp om vortexvorming te voorkomen.
Voorbeeld: Pijp x 4 = 8" minimale diepte.
Lozingsverbindingen
•
De pomp is uitgerust met een enkele lozingspoort. Selecteer de geschikte grootte voor de pomptoepassing. Installeer
een "T" zoals weergegeven voor het gemakkelijk inschakelen van de pomp zonder dat de leidingen moeten worden
losgekoppeld of door de aanzuigplug op de behuizing te gebruiken.
Voor de installatie
Voordat u de pomp in gebruik neemt, moet u controleren of de motor en pomp vrij met de hand kunnen draaien. Wanneer
het niet draait door te trekken aan de startkabel, opent u de behuizing en controleert u de pomp op obstructies.
Mandzeef
Er moet een mandzeef worden gebruikt wanneer u oplossingen overbrengt die gruis en vaste stoffen kunnen bevatten,
die de pomp kunnen blokkeren of het schoepenwiel kunnen beschadigen. Vanwege de grote doorvoercapaciteit van deze
pomp, kan gruis worden overgeheveld vanuit de bodem van de tank. Installeer de zeef indien mogelijk aan de zuigkant
van de pomp, om beschadiging van de pomp te voorkomen.
INSTALLATIELOKATIE
Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij een waterbron om de zuigkracht te beperken, de best mogelijke pompprestatie te
bereiken en het opstarten te vereenvoudigen.
OPGELET: Verplaatsing van de pomp wanneer deze werkt kan leiden tot overbelasting van de pomp en kan de
pompbehuizing beschadigen. Plaats de pomp op een harde en gelijkmatige ondergrond. Op ongelijkmatige ondergronden
kan de ingebouwde oliesensor de eenheid uitschakelen.
- 8 -