Onderhoud
aandrijfsysteem
Zelfaandrijving afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 75 bedrijfsuren
Als de zelfaandrijving niet werkt of de machine de
neiging heeft om voorwaarts te kruipen wanneer de
bedieningsstang van de tractie zich meer dan 38 mm
van de handgreep bevindt, moet u de zelfaandrijving
afstellen.
1. Als de zelfaandrijving van de maaimachine niet
werkt, moet u de moeren van de transmissiekabel
een halve slag rechtsom draaien om de riem vast te
zetten (Figuur 25).
Figuur 25
1. Moeren van transmissiekabel
2. Als de maaimachine voorwaarts kruipt, moet u
de moeren van de transmissiekabel een halve
slag linksom draaien om de riem losser te zetten
(Figuur 25).
3. Als de machine niet tegen hellingen kan oprijden,
moet u misschien de riem strakker spannen door de
moeren van de transmissiekabel rechtsom te draaien.
Onderhoud
bedieningsysteem
Kabel van de mesrem afstellen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Om de 100 bedrijfsuren
Telkens wanneer er een nieuw mesremkabelset wordt
gemonteerd of de riem wordt vervangen, moet de
mesremkabel worden afgesteld.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Figuur 10).
3. Verwijder de drijfriemkap.
4. Draai de moeren van de mesremkabel los totdat de
kabelgeleiding schuift (Figuur 26).
1. Moeren van mesremkabel
2. Kabelgeleiding
5. Trek de kabel strak, maar zorg ervoor dat er geen
druk op de veer staat.
6. Draai de moer van de mesremkabel vast om de
afstelling te borgen.
7. Controleer de afstelling door de mesremkoppeling in
werking te stellen.
Opmerking: De afstand vanaf het uiteinde van
de kabelgeleiding tot de bout die de veer verankert
moet 11,4 cm) bedragen. Zie Figuur 26.
8. Plaats de drijfriemkap terug.
9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
22
Figuur 26
3. 11,4 cm