2. Verwijder de dop van de tank.
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot op
6 tot 13 mm van de bovenrand van de tank. Niet
tot in de vulbuis bijvullen.
Belangrijk: Vul de brandstoftank tot maximaal
6 mm van de bovenrand van de tank omdat
de benzine ruimte nodig heeft om te kunnen
uitzetten.
4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel
gemorste benzine weg.
Motor starten
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 10).
Figuur 10
2. Brandstofklep openen (Figuur 11).
Figuur 11
1. Brandstofklep
3. Zet de gashendel op Choke (Figuur 6).
Opmerking: U mag de choke niet gebruiken als
de motor warm is.
4. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand (N).
5. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u
weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken.
6. Als de motor start, beweegt u de gashendel en zet u
de rijsnelheidsregelaar in de gewenste stand.
Opmerking: Wil de motor na drie pogingen niet
starten, herhaal dan de stappen 3 tot en met 6.
Motor afzetten
1. Zet de gashendel op Stoppen.
2. Maak de kabel van de bougie los als u de
maaimachine niet gebruikt of onbeheerd achterlaat.
Bediening van het maaimes
Het maaimes inschakelen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Opmerking: Als u de motor start, mag het mes niet
draaien. U moet het maaimes in werking stellen.
1. Druk de bedieningsstang van het maaimes tegen de
handgreep en houd deze in die stand (Figuur 12).
1. Bedieningsstang voor maaimes
2. Zet de maaikoppelingshendel helemaal naar voren
totdat het mes is ingeschakeld (Figuur 13).
12
Figuur 12