8.2 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden, dat het goed functioneert in combinatie met het afvoersysteem. Daartoe wordt
eventueel een restrictieschuif geplaatst, de luchtinlaatgeleider vervangen of verwijderd. De voorwaarden voor
toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in de Tabellen 7-3 tot en met 7-5.
8.2.1 Restrictieschuif
De restrictieschuif wordt los meegeleverd. Deze wordt als volgt geplaatst (zie Afb. 8-2):
1
Schroef de parkers van de plaat bovenin het toestel uit.
1
Verwijder deze plaat (zie Afb. 8-2 stap 1).
1
Draai de 2 voorgemonteerde parkers uit de verbrandingskamer.
1
Plaats de restrictieschuif met de 2 parkers. De restrictieschuif valt deels over het gat van de uitlaatpijp. Zet de parkers niet
vast. (zie Afb. 8-2 stap 2)
3
Bij bevestiging moet de pijl op de restrictieschuif naar rechts wijzen.
1
Stel de stand van de restrictieschuif in met behulp van situaties B t/m E in Tabel 7-4. De letter van de stand op de
restrictieschuif komt overeen met de letter van de situatie in Tabel 7-4. (zie Afb. 8-2 stap 3)
1
Zorg ervoor dat de punt van de driehoek en het midden van de parker exact in één lijn liggen.
1
Draai de 2 parkers vast.
1
Plaats de plaat weer terug en zet deze vast met de parkers (zie Afb. 8-2 stap 4).
1
3
8-2
Ins tal lati ehandleiding
28
2
4
38C-2697