3 Bediening van de printer
Zelftest
15. Lab Len (Top to Top) (etiketlengte van bovenkant tot bovenkant)
Voor niet-doorlopende media is dit de lengte tussen de bovenkant van twee
etiketten.
16. Speed (snelheid)
De afdruksnelheid wordt uitgedrukt in inch per seconde (ips).
17. ABS. Darkness (donkerheid)
Toont de huidige afdrukdonkerheid. Met het SZPL-commando ~SD kunt u
dit vastleggen.
18. Trim. Darkness (donkerheidsinstelling)
Toont de instelling van de huidige afdrukdonkerheid.
Met het SZPL-commando ~MD kunt u dit vastleggen.
19. Print Method (afdrukmethode)
Thermische overdracht (TT) of direct thermisch (DT). Voor TT zijn linten
nodig en voor DT niet.
20. Print Length (afdruklengte)
Toont de totale afdruklengte.
21. Cut Count (aantal snijbewerkingen)
Toont het aantal snijbewerkingen van het snijmes.
22. Caret Control Char (besturingsteken voor caret)
Het besturingsteken dat uw printer gebruikt.
23. Delimiter Control Char (besturingsteken voor scheidingsteken)
Het besturingsteken dat uw printer gebruikt.
24. Tilde Control Char (besturingsteken voor tilde)
Het besturingsteken dat uw printer gebruikt.
25. Code Page (codepagina)
De tekensettabel.
26. Media
Het gebruikte mediatype.
27. Calibration mode (kalibratiemodus)
Automatische modus: etiketten plaatsen, deksel sluiten, eenmaal drukken
op mediadoorvoerknop, waarna de printer 1-2 etiketten doorvoert om
volgende tussenruimte/zwarte markering te detecteren alvorens af te
drukken. Als u niet drukt op de mediadoorvoerknop, voert de printer
26