VIII. CONTROLE EN ONDERHOUD
Voordat met onderhoudswerkzaamheden begonnen wordt, eerst de
noodstopknop op de afstandsbediening indrukken, de hoofdschakelaar uitschakelen en
de stroomkabel van de machine uit de schakelkast trekken, om er zeker van te zijn dat
de machine niet onbedoeld kan gaan draaien, wat ernstig letsel of een dodelijk ongeval
zou kunnen veroorzaken.
Wijk van bovenstaande instructie alleen af, indien vanwege de aard van de werkzaamheden
inschakeling van stroom beslist noodzakelijk is.
INDIEN DE MACHINE NIET WIL STARTEN
Rechtsboven in het display staan telkens verschillende symbolen die over elkaar heen worden
geprojecteerd. Alleen wanneer hier
gestart. De volgende symbolen kunnen worden getoond:
1. Signaalniveau te laag, hierdoor is er geen communicatie tussen
afstandsbediening en schakelkast (alleen van toepassing wanneer er
draadloos gecommuniceerd wordt)
2. CAN-bus error
3. Motor overbelast
4. Noodstop op machine bediend
5. Lijn gestopt / noodstop in lijn
6. Extern gestopt
7. Extern geblokkeerd
8. Machine automatisch
9. Machine in handbediening
De hoogste prioriteit wordt weergegeven. Als een alarm wordt aangesproken verschijnt
het symbool in het display. Als meerdere alarmen tegelijk worden aangesproken, zal het
alarm met de hoogste prioriteit in het beeld verschijnen.
In de kast bevinden zich controlelampjes. De lampjes zijn gedoofd, indien het circuit met het
in de motor ingebouwde thermische contact gesloten is. Een brandend lampje geeft aan dat
een motor niet aangesloten is, of thermisch uitgevallen is. Betekenis van de lampjes:
H1 = accessoire / VVB
H2 = thermisch contact van de trommelmotor
H3 = thermisch contact van de motor van het hydraulisch aggregaat
H4 = thermisch contact van de uitschuifmotor
H5 = fase volgorde relais niet bediend
48
of
wordt getoond, kan de machine worden