1) Telrichting instellen
De telrichting kan worden ingesteld met betrekking tot de bewegingsrichting van de spindel.
Positieve telling
Negatieve telling
1
Houd de [MODE]-toets ingedrukt om de parameterinstellingsmodus
te openen.
⇨ Schakelt over naar parameterinstellingsmodus.
2
Selecteer het parameteritem dat u wilt instellen
1 Bevestig dat [r.] knippert.
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ De telrichting kan worden ingesteld.
3
De telrichting instellen
1 Druk op de [MODE] -toets om de telrichting te selecteren.
[▼] uit: Telt omhoog wanneer de spindel wordt verhoogd.
[▼] knipperend: telt af wanneer de spindel wordt verhoogd.
Telkens wanneer op de [MODE] -toets wordt gedrukt, wordt
de telrichting van boven naar beneden omgeschakeld.
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Instellingen zijn bevestigd; verschuift naar het
volgende parameteritem. (Ga verder met stap
3
in
"2) Tolerantie-beoordelingsfunctie instellen".)
2) Tolerantie-beoordelingsfunctie instellen
De tolerantiewaarden kunnen worden ingesteld om een
GO/NG-beoordeling te geven voor de gemeten waarde (pass/
fail-beoordeling). Tolerantiewaarden kunnen onafhankelijk
worden ingesteld voor ABS-/INC- meettypen en normale/
berekeningsmetingen (in totaal 4 typen).
Normale weergave
(gemeten waarde en
beoordelingsresultaat)
-NG
OK
+NG
Vergroot display
(alleen
beoordelingsresultaat)
-NG
OK
+NG
1
Controleer of de meetmodus waarop de tolerantie-
beoordelingsfunctie is toegepast, is geselecteerd.
⇨ Raadpleeg "4) Berekeningsfunctie instellen" voor informatie
over het schakelen tussen normale/berekeningsmetingen.
2
Houd de [MODE]-toets ingedrukt om de
parameterinstellingsmodus te openen.
⇨ Schakelt over naar parameterinstellingsmodus.
3
Selecteer het parameteritem dat u wilt instellen
1 Druk op de toets [MODE] totdat [toL.] wordt weergegeven.
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ De tolerantie-beoordelingsfunctie kan worden
ingesteld.
4
De weergavemethode voor de meetresultaten instellen
1 Selecteer de weergavemethode door op
de toets [MODE] te drukken.
⇨ Telkens wanneer op de [MODE]-toets
wordt gedrukt, schakelt deze over van
weergavemethode in de volgorde "A → B → C → A".
A: Display uit
B : Normale weergave
C: Vergroot display
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Selectie wordt bevestigd.
Als " Normale weergave" of "Vergrote weergave" is geselecteerd:
[▶] knippert en de bovengrens kan worden ingesteld.
Om het instellen van de bovenlimiet over te slaan, drukt u
opnieuw op de [SET]-toets (ga verder naar stap
Als [OFF] is geselecteerd:
0,001 mm-modellen
Ga verder met stap
in "3) Resolutie wisselen".
2
0,01 mm-modellen
Ga verder met stap
in "4) De berekeningsfunctie instellen".
2
Toets pictogram bediening
=
5
De bovenlimiet instellen
MODE
1
-1
1 Houd de [SET]-toets ingedrukt
⇨ Het teken knippert en kan worden gewijzigd.
Ga door met stap 3 als u het teken niet wilt
2
-1
veranderen.
2 Druk op de [MODE] -toets om het teken te wijzigen.
SET
⇨ Telkens wanneer op de [MODE]-toets wordt
2
-2
gedrukt, schakelt het tussen "+" en "-".
3
-1
3 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Het teken is bevestigd en het aangrenzende
cijfer knippert.
4 Druk op de [MODE]-toets om het cijfer te wijzigen.
⇨ Telkens wanneer op de [MODE] -toets wordt
MODE
gedrukt, worden waarden in de volgorde
"0 → 1 → 2 ... → 9 → 0" gewijzigd.
5 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Het nummer is bevestigd en het cijfer erna knippert.
Druk opnieuw op de [SET]-toets om het cijfer over te slaan.
Herhaal de bovenstaande stappen 1 en 2 totdat de waarden voor alle
cijfers zijn bevestigd.
SET
⇨ Nadat het laatste cijfer wordt bevestigd, gaat [►] knipperen.
3
-2
6 Druk op de [SET]-toets.
⇨ De bovenlimiet wordt ingesteld, [◄] knippert en de
onderlimiet kan worden ingesteld.
6
De onderlimiet instellen
1 Stel op dezelfde manier in als de bovenlimiet (stap
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Instellingen worden bevestigd.
Voor modellen van 0,001 mm:
Voor modellen van 0,01 mm:
Tips
• Als de bovenlimiet onder de onderlimiet wordt ingesteld, verschijnt de foutmelding [Err 90] en wordt
de ingestelde waarde gewist. Wis de foutmelding door op de [SET]-toets te drukken en wijzig de
instellingen, te beginnen met de bovenlimiet. (Raadpleeg "13. Foutmeldingen en tegenmaatregelen")
• De tolerantiewaarden kunnen niet afzonderlijk voor "normale weergave" en "vergrote
weergave" worden ingesteld.
• De tolerantielimietwaarden worden automatisch geconverteerd wanneer de eenheid of de resolutie
wordt gewijzigd. In dit geval kan echter een conversiefout optreden. Het wordt daarom aanbevolen
om de tolerantielimietwaarden na het wijzigen van de eenheid of de resolutie te controleren.
• Houd de [MODE]-toets ingedrukt om halverwege de instellingen te stoppen of te annuleren.
Merk op dat niet-bevestigde instellingen niet worden weergegeven.
• Alle instellingen worden bewaard, zelfs wanneer de stroom wordt
MODE
2
-1
uitgeschakeld. Ze worden echter gewist bij het vervangen van
de batterij en moeten dan opnieuw worden ingesteld.
3
-1
3) Resolutie wisselen
(Alleen 0,001 mm- of 0,00005 in-modellen)
SET
3
-2
De resolutie-instelling kan worden gewijzigd voor
4
-1
andere modellen dan 0,001 mm of 0,00005 in.
1
Houd de [MODE]-toets ingedrukt om de
parameterinstellingsmodus te openen.
SET
A
⇨ Schakelt over naar
MODE
parameterinstellingsmodus.
Selecteer het parameteritem dat u wilt instellen
4
-2
2
1 Druk op de toets [MODE] totdat [rE5.] wordt
MODE
weergegeven.
2 Druk op de [SET]-toets.
B
⇨ Resolutie kan worden ingesteld.
MODE
3
De resolutie instellen
1 Druk op de [MODE] -toets om de resolutie te
selecteren.
C
⇨ Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt,
wordt de waarde gewijzigd.
mm: Veranderingen in de volgorde
SET
4
-2
in: Veranderingen in de volgorde
0,00005 → 0,0001 → 0,0005 → 0,00005
6
).
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Instellingen zijn bevestigd; verschuift naar het volgende
parameteritem.
(Ga verder met stap
< 1 s
> 2 s
=
5
-2
.
MODE
MODE
5
-4
5
).
2
Ga verder met stap
in "3) Resolutie wisselen".
Ga verder met stap
2
in "4) De berekeningsfunctie instellen".
3
-1
mm
mm
MODE
MODE
0,001 → 0,01 → 0,001
2
in "4) De berekeningsfunctie instellen".
Mitutoyo Corporation 1-20-1 Sakado, Takatsu-ku, Kawasaki City, Kanagawa 213-8533
4) Berekeningsfunctie instellen
Naast de normale meting, kan dit product ook berekeningsmetingen uitvoeren, waarbij de resultaten
worden weergegeven door de mate van verplaatsing van de spindel te vermenigvuldigen met een
berekeningscoëfficiënt. De berekeningsmethode verschilt als volgt voor elk meettype (ABS/INC).
• Absolute meting (ABS): Weergegeven waarde = (vooraf ingestelde waarde) +
SET
5
-1
(berekeningscoëfficiënt) x (verplaatsingswaarde spindel)
• Incrementele meting (INC): Weergegeven waarde = (berekeningscoëfficiënt) x
(verplaatsingswaarde spindel)
ABS
SET
5
-3
SET
SET
5
-5
θ (120°)
θ (120°)
R R
θ
sin
SET
2
R=Ax
A=
-
5
-6
θ
1 - sin
2
6
-1
1
Houd de [MODE]-toets ingedrukt om de
parameterinstellingsmodus te openen.
⇨ Schakelt over naar parameterinstellingsmodus.
SET
2
Selecteer het parameteritem dat u wilt instellen
6
-2
1 Druk op de toets [MODE] totdat [CAL.] wordt weergegeven.
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ De berekeningsfunctie kan worden ingesteld.
3
Instellen van de uitvoering (aan/uit) van de berekeningsfunctie
1 Druk op de [MODE] -toets om te selecteren tussen aan/uit.
⇨ Telkens wanneer op de [MODE]-toets wordt gedrukt,
schakelt het tussen "on" en "oFF-".
2 Druk op de [SET]-toets.
⇨ Selectie wordt bevestigd.
Als [on] is geselecteerd:
[Ax] knippert en de berekeningscoëfficiënt
kan worden ingesteld.
Als [oFF] is geselecteerd:
Het display schakelt over naar het volgende parameteritem.
(Ga verder met stap
uitvoeren/annuleren".)
4
De berekeningscoëfficiënt instellen
1 Houd de [SET]-toets ingedrukt
⇨ Het eerste cijfer knippert en kan worden ingesteld.
2 Druk op de [MODE]-toets om het cijfer te wijzigen.
MODE
⇨ Telkens wanneer op de [MODE] -toets wordt gedrukt, worden
1
-1
waarden in de volgorde "0 → 1 → 2 ... → 9 → 0" gewijzigd.
3 Druk op de [SET]-toets.
2
-1
⇨ Het nummer is bevestigd en het cijfer erna knippert.
Druk opnieuw op de [SET]-toets om het
cijfer over te slaan.
SET
2
-2
Herhaal de bovenstaande stappen 2 en 3 totdat
de waarden voor alle cijfers zijn bevestigd
in
in
(voorbeeld: 0,64641).
⇨ Nadat het laatste cijfer wordt bevestigd,
gaat [Ax] knipperen.
4 Herbevestig de ingestelde numerieke waarde
MODE
en druk op de [SET]-toets.
⇨ Berekeningscoëfficiënt wordt bevestigd;
verschuift naar het volgende parameteritem.
MODE
2
(Ga verder met stap
Tips
MODE
• De berekeningscoëfficiënt kan worden ingesteld op een waarde
tussen 0,0001 en 99,9999. Het wordt niet geconverteerd,
zelfs wanneer de resolutie wordt gewijzigd.
SET
3
-2
• Als de berekeningscoëfficiënt is ingesteld op 0,0000, wordt [Err 00] weergegeven. Houd de
[SET]-toets ingedrukt om de foutweergave te annuleren en stel vervolgens een correcte
waarde in. (Raadpleeg "13. Foutmeldingen en tegenmaatregelen")
INC
θ (120°)
θ (120°)
R R
sin 60
=
-
=
-6,4641
1 - sin 60
MODE
SET
3
-1
MODE
2
in "5) Functievergrendeling
.
SET
SET
MODE
SET
4
-2
4
-3
in "5) Functievergrendeling uitvoeren/annuleren".)
SET
Gedrukt in Japan
1
-1
2
-1
2
-2
SET
3
-2
4
-1
SET
4
-4