7.3 De rolstoel als passagiersstoel
Een in een voertuig vastgezette rolstoel biedt niet dezelfde
veiligheid als een normale stoel en veiligheidssysteem in dat
voertuig. Sunrise Medical adviseert dat de rolstoelgebruiker,
waar mogelijk, gebruik maakt van de stoelen en de daarbij
behorende veiligheidsgordels van het voertuig. Sunrise Medical
erkent dat het niet altijd praktisch is om een rolstoelgebruiker
over te brengen naar een gewone stoel in het voertuig.
Wanneer de gebruiker vervoerd moet worden in de rolstoel,
moet onderstaand advies worden opgevolgd:
GEVAAR!
• De veiligheid van de rolstoelgebruiker tijdens het
transport hangt af van de nauwkeurigheid waarmee de
verankeringsbanden worden bevestigd. De persoon/
personen die de verankering tot stand brengt/brengen,
moet(en) op juiste wijze zijn geïnstrueerd en getraind.
• Verwijder, waar mogelijk, alle hulpmiddelen zoals krukken,
losse kussens en werkbladen en berg deze veilig op.
i. Verwijderd en afzonderlijk in het voertuig, of
ii. veilig vastgemaakt aan de rolstoel, met energie-
absorberend materiaal tussen de tafel en de gebruiker.
• Bij het vervoeren van de rolstoel met gebruiker mogen de
beweegbare/comfort beensteunen niet in verhoogde stand
staan.
• Indien van toepassing: Een gekantelde rugleuning moet in
rechte positie worden gezet.
• Indien van toepassing: De hoog/laag verstelling moeten in
de laagste positie staan.
• Indien van toepassing: De handremmen moeten goed
worden vastgezet.
Instructies voor veiligheidsgordels
GEVAAR!
• Gebruik een 3-punts veiligheidsgordel om de persoon in de
rolstoel veilig te stellen.
• Zowel de heupgordel als de veiligheidsgordel voor
het bovenlichaam moet worden gebruikt om de
rolstoelgebruiker goed in de rolstoel te laten zitten. Hierdoor
wordt het risico verkleind dat hoofd en borst in botsing
komen met onderdelen van het voertuig.
• Gordels moeten op de juiste framebuizen worden bevestigd
en moeten niet van het lichaam worden afgehouden door
rolstoelonderdelen (zoals de armsteunen of de wielen) (Fig.
7.16).
• Gebruik een goed geplaatste hoofdsteun tijdens transport in
een rolstoel.
• Lichaamsondersteunende gordels (zoals heupgordels)
mogen niet worden gebruikt als veiligheidsgordel voor een
rolstoelgebruiker, tenzij deze voldoen aan de normen zoals
gespecificeerd in ISO 7176-19:2008 of SAE J2249.
Q300 M Mini | Rev. G | Nederlands
Het aanbrengen van de veiligheidsgordel
GEVAAR!
• Gordels moeten volledig contact maken met de schouder,
de borst en het bekken. Heupgordels moeten laag worden
geplaatst, dicht bij de hoek dijbeen/buik (waarbij wordt
voldaan aan de vereisten zoals gespecificeerd in ISO 7176-
19:2008).
• De heupgordel moet laag over de voorzijde van het bekken
worden gebruikt zodanig dat de hoek van de heupgordel zich
binnen de horizontale voorkeurszone van 30 tot 75 graden
bevindt.
• Hoe groter de hoek binnen deze begrenzing, hoe beter, maar
de hoek mag nooit groter zijn dan 75 graden (Fig. 7.17).
i. De bovenlichaamgordel moet over de schouder en
diagonaal over de borst worden gedragen, zoals op de
afbeelding weergegeven, (Fig. 7.17). De gordels moeten
zo strak mogelijk worden gebruikt, maar moeten altijd
comfortabel zijn voor de gebruiker.
• Veiligheidsriemen mogen niet gedraaid zitten tijdens gebruik.
• Bij het aanbrengen van de veiligheidsgordel moet erop
worden gelet dat de gesp van de gordel zodanig wordt
geplaatst dat de ontgrendelingsknop tijdens een botsing niet
in contact komt met rolstoelonderdelen.
Fig. 7.16
Fig. 7.17
31