– Standaardwaarden veranderen
[1]
Open de installatiemode, selecteer de optie "02.APPARATEN" (zie onderdeel 3.2) en selecteer de optie
"DEFAULTS".
[2]
Selecteer de groep van het apparaat waarvan u de standaardwaarden wenst te definiëren. Bijvoorbeeld,
"BEWEGINGSMELDER".
[3]
Scrol door de parameter lijst van de apparaatgroep en selecteer de standaard waarde die u wenst te
veranderen, bijvoorbeeld: "GEVOELIGHEID". De lijst combineert de parameters van alle apparaten in de
groep, bijv. de parameters van alle soorten bewegingsmelders.
[4]
In het voorbeeld was de bestaande standaard instelling van "Gevoeligheid" voor ingeleerde
bewegingsmelders "laag" (aangeduid met ). Om ze in "hoog" te veranderen, scrolt u door het menu tot het
scherm"hoog" toont en drukt u op de toets
nu ingeleerde bewegingsmelders zal "hoog" zijn.
[5]
De nieuwe standaard heeft geen invloed op bewegingsmelders die al ingeleerd waren voor de verandering
gemaakt werd, maar enkel op nieuwe bewegingsmelders die na de wijziging worden ingeleerd.
3.4.8 Apparaten updaten na het verlaten van de installatiemode
Wanneer u het "Installatiemode" sluit, communiceert de PowerMaster centrale met alle apparaten van het systeem en
worden ze geüpdatet met de in hun configuratie "Apparaatinstelling" aangebrachte wijzigingen. Tijdens de update toont
de KP-250 PG2 "APP. UPDATEN 018", waarin het cijfer (bijvoorbeeld 018) een aftelling geeft van het resterende nog
te updaten apparaten.
3.4.9 Scherm van de KP-250 PG2 wanneer de PowerMaster centrale actief is
Als een PowerMaster centrale "ACTIEF" is, wat betekent dat de centrale in het menu GEBR. INSTELLING /
TESTMODE / INSTALLATIEMODE / GEHEUGEN is, verschijnt de volgende tekst op het scherm van de KP-250 PG2:
BEZIG
CP ACTIEF
3.5 Centrale
3.5.1 Algemeen – Stroomschema en menuopties "Central"
In het menu "CENTRALE" kunt u de werking van het alarmsysteem configureren en aanpassen. Het menu
"CENTRALE" bevat configureerbare parameters die in verschillende groepen verdeeld zijn en die elk betrekking
hebben op bepaalde aspecten van de werking van het systeem (zie gedetailleerde lijst in Stap 2 van onderstaand
schema):
Groep
Inschakel/uitschakel-
en
In/uitlooprocedures
Zone gedrag
Alarmen en storingen Bevat functies en parameters voor het starten, annuleren en melden van
Sirenes
Gebruikersinterface
1
Uitsluitend voor de PowerMaster-10/30 G2
D-305376 KP-250 PG2 Installatiehandleiding
Beschrijving van de functies en parameters van de groep
Bevat configureerbare functies en parameters voor het inschakelen en
uitschakelen van het systeem en voor de uitloop- en inloopprocedures.
Bevat configureerbare functies en parameters voor de werking van de zones.
alarmevents en storingen.
Bevat configureerbare functies en parameters voor alle sirenes in het systeem.
Bevat configureerbare functies en parameters voor de functionaliteit van het
alarm geluid en de visuele indicaties van de centrale.
. De nieuwe standaard voor de gevoeligheid van de vanaf
1
3. Programmeren
Sectie
3.5.2
3.5.3
3.5.4
3.5.5
3.5.6
25