Pagina 32
6.7 Ventilatoreenheid
Gebruik en onderhoud
Envistar Compact
DSEC191101.01.nl-BE
De ventilatoren moeten de lucht door het systeem vervoeren, d.w.z. de ventilator
zou de stromingsweerstand in de luchtapparaten, leidingen en unit overwinnen.
Het toerental van de ventilatoren wordt zo ingesteld dat de juiste luchthoeveel-
heid stroomt. Indien de ventilatoren een lagere hoeveelheid geven, betekent dit
dat de werking van de installatie wordt verstoord.
•
Als de toevoerluchthoeveelheid te laag is, komt er een onbalans in het sys-
teem, wat kan leiden tot een slecht binnenklimaat.
•
Als de retourluchthoeveelheid te laag is, zal het ventilatie-effect slecht
zijn. Daarnaast kan de onbalans er tor leiden dat vochtige lucht in de ge-
bouwstructuur wordt geperst.
Een oorzaak waarom de ventilatoren te lage luchthoeveelheid genereren kan
stofophoping op de schoepen van het ventilatorwiel zijn.
WAARSCHUWING!
Hoogspanning en draaiend ventilatorwiel, risico op lichamelijk
letsel.
Bij ingreep/service – schakel de unit uit met de serviceschake-
laar in het bedieningssysteem, draai daarna de veiligheidsscha-
kelaar naar de stand 0 en vergrendel deze.
WAARSCHUWING!
Draaiend ventilatorwiel, risico op lichamelijk letsel. Schakel de
unit uit met de serviceschakelaar in het bedieningssysteem,
draai daarna de veiligheidsschakelaar naar de stand 0 en ver-
grendel deze. Wacht ten minste 3 minuten voor het openen van
de inspectieluiken.
2
1
Ventilatoreenheid grootte 04 en 06
1. EC motor met regeleenheid
2. Ventilatorwiel
3. Trillingsdemper
Continue productontwikkeling kan leiden tot veranderingen zonder voorafgaande kennisgeving.
2
1
3
Ventilatoreenheid grootte 10 en 16
3