Optie
Directory opslaan
Passieve modus
SFTP
Optie
Profielnaam
Host-adres
Gebruikersnaam
Verificatiemethode
Wachtwoord
Client Key Pair
Public server key
Directory opslaan
Poortnummer
Netwerk
Optie
Profielnaam
Netwerkmapnaam
Verificatiemethode
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Beschrijving
Voer het pad in (max. 255 tekens) naar de map op de FTP-server waar
u de inkomende faxen naartoe wilt sturen. Voer geen backslash in het
begin van het pad in (correct voorbeeld: brother/abc).
Zet de optie Passieve modus aan of uit, afhankelijk van de configuratie
van de FTP-server en de firewall van het netwerk. De
standaardinstelling is Aan. In de meeste gevallen hoeft deze instelling
niet te worden aangepast.
Beschrijving
Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke
tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Voer het hostadres (bijvoorbeeld: sftp.voorbeeld.com; tot 64 tekens) of
het IP-adres (bijvoorbeeld: 192.23.56.189) in.
Voer de gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens) van een gebruiker die
toestemming heeft om gegevens naar de SFTP-server te schrijven.
Selecteer Wachtwoord of Openbare sleutel.
Wanneer u Wachtwoord selecteert bij de optie Verificatiemethode,
voert u het wachtwoord (tot 32 tekens) in dat betrekking heeft op de
gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam invoerde. Voer het
wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw invoeren in.
Als u Openbare sleutel selecteert bij de optie Verificatiemethode,
moet u zelf de verificatiemethode selecteren.
Selecteer het verificatietype.
Voer het pad in (max. 255 tekens) naar de map op de SFTP-server waar
u de inkomende faxen naartoe wilt sturen. Voer geen backslash in het
begin van het pad in (correct voorbeeld: brother/abc).
Wijzig de instelling voor Poortnummer die wordt gebruikt om toegang
tot de SFTP-server te krijgen. De standaardinstelling is poort 22. In de
meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden aangepast.
Beschrijving
Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke
tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Voer het pad in naar de map op de CIFS-server waar u de
inkomende faxen naartoe wilt sturen.
Om de verificatiemethode in te stellen selecteert u Automatisch,
Kerberos of NTLMv2.
Voer de gebruikersnaam (maximaal 96 tekens) in van degene die
toestemming heeft om gegevens te schrijven naar de map die in het
veld Netwerkmapnaam is opgegeven. Als de gebruikersnaam deel
uitmaakt van een domein, voert u de gebruikersnaam in een van de
volgende vormen in:
user@domain
domain\user
Voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) voor de
gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam hebt ingevoerd.
Voer het wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw
invoeren in.
348