3. Oproepen
Bellen
U kunt op verschillende manieren gaan bellen:
● Voer het telefoonnummer inclusief het kengetal in en druk op de beltoets.
Voor internationale gesprekken drukt u tweemaal op * voor het internationale
voorvoegsel (het +-teken vervangt de internationale toegangscode) en voert u de
landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het abonneenummer
in.
● Als u de lijst met gekozen nummers wilt openen, drukt u in de stand-by modus
eenmaal op de beltoets. Selecteer een nummer of naam en druk op de beltoets.
● Zoek naar een naam of telefoonnummer dat u hebt opgeslagen in Contacten.
'Contacten beheren', p. 29.
Druk op de volumetoetsen omhoog of omlaag om het geluidsniveau van een oproep
aan te passen.
Inkomende oproep
Om een oproep te beantwoorden, drukt u op de beltoets of opent u de schuif. Druk op
de beëindigingstoets of schuif de telefoon dicht om het gesprek te beëindigen.
Als u een oproep wilt weigeren, drukt u op de beëindigingstoets. Selecteer Stil als u de
beltoon wilt onderdrukken.
Snelkeuzetoetsen
Wijs eerst een telefoonnummer toe aan één van de cijfertoetsen 2 tot en met 9.
'Snelkeuzetoetsen toewijzen', p. 31.
Gebruik snelkeuzetoetsen om op een van de volgende manieren te bellen:
● Druk op een cijfertoets en vervolgens op de beltoets.
● Houd een cijfertoets ingedrukt als Menu > Instellingen > Oproepen >
Snelkeuze > Aan is geselecteerd.
Spraakgestuurde nummerkeuze
Start een oproep door een naam uit te spreken die in Contacten is opgeslagen.
Aangezien spraakopdrachten taalgevoelig zijn, moet u Menu > Instellingen >
Telefoon > Taalinstellingen > Taal sprkherkenning selecteren en uw taal instellen
voordat u spraakopdrachten gebruikt.
© 2008 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Oproepen
Zie
Zie
21