Installatievoorschrift MatriX 1050/500 I,II,III 2 en MatriX 1050/650 I,II,III 2
15
Uitmondingspositie
Let op!
Deze regels gelden alleen voor de goede werking van het toestel, voor ventilatie en hinder voor omge-
ving moet u voldoen aan de geldende regels zoals omschreven in het bouwbesluit.
Locatie
D
E
F
G
H
J
K
L
M
Twee dakuitmondingen boven elkaar op een schuin dak
N
28 <
<
<
<
Positie uitmonding
Onder een goot
Onder een dakrand
Onder een carport of balkon
Verticale regenpijp
Binnen- en buitenhoeken
Van muuroppervlak naar een geveluitmonding
Twee gevel-uitmondingen tegen over elkaar
Hart afstand tussen twee dakuitmondingen
Twee gevel-uitmondingen naast elkaar
Korte dakdoorvoer.
Alleen voor bestaande
schoorsteenaansluiting
Bovendaks verlengpijp
Afstand mm
500
500
500
300
500
1000
1000
450
1000
1000