Procedure voor het isoleren van de gasleiding
Leidingisolatie
Isolatie voor fitting
(Accessoire)
(Hoofdunit )
(1) Tot tegen het
Flensmoer-
apparaat
verbinding
Hoofdunit
(2) Klem
(Accessoire)
Leidingisolatie
(Niet meegeleverd)
Procedure voor het isoleren van de vloeistofleiding
Leidingisolatie
(Hoofdunit)
(1) Tot tegen het
Gaslei-
apparaat
dingen
Vloeistoflei-
Hoofdunit
dingen
(2) Klem
(Accessoire)
Afb. 13
Voorzorgsmaatregelen voor de montage van de thermische
isolator op de trompmoerverbinding
(1) Zorg ervoor dat dat het leidingisolatiemateriaal goed aan-
sluit op de verbindingen, zodat voorkomen wordt dat lucht
via de randen van het leidingisolatiemateriaal aangezogen
kan worden.
(2) Haal de klem niet te strak aan, zodat de juiste dikte van de
isolator behouden blijft.
(3) Wikkel het afdichtmateriaal om het bovenste
deel van de flensmoerverbinding.
(4) Draai de verbinding naar boven (zie de afbeel-
ding aan de rechterkant).
VOORZORGSMAATREGELEN
Isoleer alle ter plaatse gemonteerde leidingen helemaal tot
aan de leidingkoppeling binnenin het apparaat. Wanneer
iemand een niet-geïsoleerde leiding aanraakt kan deze een
brandwond oplopen of condensvorming op de leiding optre-
den.
• Sluit de koelmiddelleiding en de vertakkingsleiding op de
manier zoals beschreven is in de installatiehandleiding bij de
buitenunit.
Type
VKM50GBMV1, VKM50GBV1
VKM80GBMV1, VKM80GBV1
VKM100GBMV1, VKM100GBV1
• Vul, voordat u begint met het maken van soldeerverbindin-
gen, de koelmiddelleiding eerst met stikstof, of maak de sol-
deerverbinding (opmerking 2) terwijl stikstof in de
koelmiddelleiding geblazen wordt (opmerking 1) en sluit ver-
volgens de binnenunit met de trompverbinding aan.
(Zie Afb. 14)
Te solderen
onderdeel
Stikstof
Koelmiddelleiding
8
(4) Naad aan
Extra afdichtmat
onderzijde
(Accessoire)
(3) Flensmoerverbinding
hiermee omwikkelen.
Isolatie voor fitting
(Accessoire)
Flensmoer-
(4) Naad aan
verbinding
onderzijde
Leidingisolatie
(Niet meegeleverd)
Naden
omhoog
Vloeistoflei-
Gasleiding
ding
diameter
diameter
I 12,7
I 6,4
Reduceerventiel
Tape
Hand-
afsluiter
Stikstof
Afb. 14
VOORZORGSMAATREGELEN
• Zorg er bij het maken van een soldeerverbinding terwijl
stikstof in de leiding geblazen wordt, voor dat de stikstof-
druk niet hoger is dan 0,02 MPa (0,2 kg/cm
(Deze druk is als zachte bries voelbaar wanneer u uw
wang voor het uiteinde van de buis houdt.)
• Gebruik bij het maken van soldeerverbindingen in de lei-
dingen nooit een vloeimiddel. Gebruik fosforkopersoldeer
(BCuP-2: JIS Z 3264/B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waar-
voor geen vloeimiddel nodig is.
(Door het gebruik van een chloorhoudend vloeimiddel zal
de leiding corroderen. Bij gebruik van een fluorhoudend
vloeimiddel zal het smeermiddel aangetast worden, wat
een negatief effect heeft op het koelmiddelleidingsy-
steem.)
• Gebruik geen anti-oxidatiemiddelen of andere vergelijk-
bare middelen bij het maken van soldeerverbindingen in
de leidingen.
Residu kan de leidingen verstoppen, waardoor componen-
ten kunnen beschadigen.
8
KANALEN AANSLUITEN
<Installeer de kanalen en houten daarmee rekening met de
volgende punten.>
• Sluit de kanalen niet aan op de manier zoals is weergegeven
in Afb. 15.
(a) Scherpe bocht
(b) Meerdere
(Maak geen bochten
bochten
in het kanaal met een
vlak na
hoek groter dan 90°.)
elkaar
Afb. 15
• De minimale buigstraal voor flexibele kanalen is als volgt.
Kanalen met een diameter van 200-mm: 300 mm
Kanalen met een diameter van 250-mm: 375 mm
• Omwikkel de aansluiting van het kanaal op de flens met alu-
miniumtape om een vacuümlek te voorkomen. (Zie Afb. 16)
• Monteer, om te voorkomen dat de uitgeblazen lucht opnieuw
wordt aangezogen, de luchtinlaat zover mogelijk verwijderd
van de luchtuitlaat.
• Gebruik een kanaal dat past bij het toegepaste apparaat (zie
het installatieschema.)
• Installeer de twee kanalen naar buiten met een verval van
minimaal 1/30, om te voorkomen dat regenwater in het
systeem terechtgekomen. Isoleer de drie kanalen (de twee
kanalen naar buiten en het luchtaanvoerkanaal) om con-
densvorming te voorkomen.
(Materiaal : glaswol met een dikte van 25 mm) (Zie Afb. 16)
• Als de temperatuur en luchtvochtigheid in het plafond
altijd hoog is, moet de ruimte boven het plafond geventileerd
worden.
• Isoleer het kanaal en de wand ook elektrisch wanneer een
wand met daarin metaal, bijvoorbeeld een wand met metal-
studprofielen, gepasseerd moet worden.
• Door flexibele of stille kanalen toe te passen, kan het geluid dat
gepaard gaat met het aanvoeren van hun lucht in de ruimte
(SA), verminderd worden. Houd bij het kiezen van de materia-
len rekening met de ventilatorsnelheid en het geluid van het
apparaat. Raadpleeg uw lokale dealer voor selectie.
• Zorg ervoor dat de hartafstand tussen de luchtuitlaat (EA) en
de luchtinlaat (OA) minimaal driemaal de kanaaldiameter
bedraagt.
2
).
(c) Verjong het
(d) Een bocht naar
kanaal dat
rechts naast de
wordt
uitlaat
aangesloten.
(Verjong de diameter
van het kanaal nooit
halverwege.)
3P130768-6L Nederlands