(4) Monteer de ophangbouten.
(Gebruik ophangbouten M10 of M12.)
Gebruik keilbouten voor een bestaand plafond en keil-
pluggen of een solide ander ankerproduct (niet mee-
geleverd) voor een nieuw plafond zodat het plafond het
gewicht van het apparaat veilig kan dragen. (Zie Afb. 3)
Binnenunit
Opmerking: Alle hierboven genoemde onderdelen
worden niet standaard meegeleverd.
Afb. 3
5
INSTALLATIEMETHODE
VOORZORGSMAATREGELEN
«Til het apparaat, bij het uitpakken of verplaatsen ervan,
op aan de onderkant van het apparaat of de ophangbeu-
gel op, zodat andere onderdelen niet mechanisch belast
worden.»
«Gebruik altijd de meegeleverde onderdelen of, wanneer
onderdelen niet meegeleverd zijn, onderdelen met de juiste
specificaties.»
(1) Bevestig de binnenunit zodat deze goed op zijn plaats
blijft.
• Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Borg het
apparaat nu stevig met behulp van moeren (M10, M12) en
vulringen (M10 met een buitendiameter van 30 tot 34 mm,
M12 met een buitendiameter van 36 tot 38 mm) (apart ver-
krijgbaar) aan zowel de onder- als bovenkant van de
ophangbeugel. (Zie Afb. 4)
Kanaalspecificatie-
Ophangbeugel
waarschuwingslabel
Transportbeugels
Schroef
(2) Verwijder de vier transportbouten als deze niet gebruikt
worden.
• Draai de schroeven los.
• Omhoogschuiven en de transportbouten verwijderen.
• Draai de schroeven weer vast.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Haal de schroeven niet los en vergeet niet deze weer aan te
draaien om te voorkomen dat lucht kan ontsnappen.
• Controleer of er geen plastic of papier in het apparaat achter-
blijft.
• Installeer het apparaat nadat u de aan- en afvoerwerking
van zowel de binnen-(SA/RA) als de buitenunit (EA/OA)
heeft gecontroleerd aan de hand van de kanaalspecifica-
tietekening.
• Monteer het apparaat niet op zijn kop.
(3) Stel de hoogte van het apparaat af.
(Draai de borgmoeren stevig vast.)
3P130768-6L Nederlands
Plafondsteen
Ankerbout
Trillingsdemper of
draadeindverbinder
Vals plafond
Moer
Carrosserieringen
Dubbele moer
Afb. 4
(4) Controleer of de apparaat waterpas hangt.
VOORZORGSMAATREGELEN
Controleer met een waterpas of het apparaat waterpas
hangt en of de afvoerleidingaansluiting minder dan 1°
afloopt. (Zie Afb. 5)
(Let vooral ook op het juiste verval van de afvoerleiding,
omdat anders lekkage kan ontstaan.)
maximaal 1° maximaal 1°
Waterpas
Afvoeropening
Horizontale lijn
(5) Draai de bovenste moer vast.
(6) Monteren de meegeleverde kanaalverbindingsflenzen
met de meegeleverde schroeven op de aanvoer- en
afvoer openingen (totaal vier flenzen).
Let er bij het monteren op dat de markering op het apparaat
overeenkomt met de driehoek op de kanaalverbindings-
flens. (Zie Afb. 6)
Kanaalverbindingsflensmarking
Uitlijnen
(RA is gemarkeerd met f3 )
Afb. 6
6
AFVOERLEIDING EN WATERAANVOER-
LEIDING
(1) Installeer de afvoerleiding.
• Zorg ervoor dat de afvoer goed werkt.
• In het geval van de directe kanaalverbinding is er binnen
in de unit negatieve druk in verhouding tot de luchtdruk
als de unit in werking is, dus zorg ervoor dat de afvoeruit-
laat is voorzien van een afvoerpan. (Zie Afb. 7-1)
Afb. 7-1
Waterpas
Kanaalverbind-
Afvoeropening
ingsflens
Afb. 5
Schroeven (Accessoire)
(6 stuks × 4, totaal 24 stuks)
Kanaalverbind-
ingsflens
Kanaalverbindingsflens
Meegeleverde afvoerslang
Onderkant van
de unit
5