WAARSCHUWING:
Hanteer alle onderdelen en kaarten met zorg. Raak de onderdelen of de contactpunten op een kaart niet aan. Houd de kaart
bij de randen vast of aan de metalen montagebeugel. Houd een component, zoals een processor, vast aan de uiteinden, niet aan de pinnen.
WAARSCHUWING:
Voorkom elektrostatische ontlading door uzelf te aarden met een aardingspolsbandje of door regelmatig een ongeverfd
metalen oppervlak aan te raken, zoals een connector aan de achterkant van de computer.
KENNISGEVING:
Uw computer mag alleen door een erkende servicetechnicus worden gerepareerd. Schade als gevolg van door Dell niet
geautoriseerde dienstverlening valt niet onder de garantie.
KENNISGEVING:
Hanteer alle onderdelen en kaarten met zorg. Raak de onderdelen of de contactpunten op een kaart niet aan. Houd de kaart bij de
randen vast of aan de metalen montagebeugel. Houd een onderdeel, zoals een processor, aan de randen vast en niet aan de pennen.
KENNISGEVING:
Verwijder kabels door aan de connector of aan het treklipje te trekken en niet aan de kabel zelf. Sommige kabels hebben een
connector met borglipjes. Druk deze in voordat u de kabel loskoppelt om de connector los te maken. Zorg ervoor dat u beide connectoren recht en op
één lijn houdt wanneer u een kabel aansluit of losmaakt, anders kunnen de connector en/of de connectorpennen beschadigd raken.
KENNISGEVING:
Voorkom schade aan de computer door de volgende stappen uit te voeren voordat u aan de onderdelen in de computer gaat werken.
1. Zorg ervoor dat het werkoppervlak vlak is en schoon om te voorkomen dat er krassen ontstaan op de computerkap.
KENNISGEVING:
Voorkom dat er gegevens verloren gaan door alle geopende bestanden op te slaan en te sluiten en alle geopende programma's af te
sluiten voordat u de computer uitschakelt.
2. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze, en sluit alle geopende programma's af. Sluit vervolgens het besturingssysteem af en schakel alle
aangesloten apparaten uit:
Klik in het besturingssysteem Microsoft
Klik in het Microsoft Windows XP-besturingssysteem op Start® Afsluiten® Afsluiten.
De computer wordt uitgeschakeld nadat het afsluitingsproces van het besturingssysteem is voltooid.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de computer is uitgeschakeld en niet in een energiebeheermodus staat. Als u de computer niet via het
besturingssysteem kunt afsluiten, houdt u de aan/uit-knop 4 seconden ingedrukt.
3. Koppel de computer en alle aangesloten apparaten los van het elektriciteitsnetwerk.
KENNISGEVING:
Wanneer u een netwerkkabel wilt ontkoppelen, moet u deze eerst van de computer loskoppelen en daarna pas van het
netwerkapparaat.
4. Koppel alle externe kabels los van de computer.
5. Klap het beeldscherm dicht en draai de computer om op een vlak werkoppervlak.
6. Verwijder de batterij:
a. Schuif de twee ontgrendelingsschuifjes van het batterijcompartiment aan de onderkant van de computer naar de zijkanten van de computer
totdat ze vastklikken.
b. Pak de batterij bij het batterijlipje vast en schuif de batterij horizontaal naar de voorkant van de computer.
c. Til de batterij uit het batterijcompartiment.
1 batterij
2
ontgrendelingsschuifjes van batterijcompartiment (2)
7. Zet de computer op zijn kop en druk op de aan/uit-knop om de systeemkaart te aarden.
8. Verwijder de pc-kaart of ExpressCard, indien geïnstalleerd, uit de pc-kaartsleuf (zie
9.
Verwijder de smartcard, indien geïnstalleerd, uit de smartcardsleuf (zie Een smartcard
®
Windows Vista™ op Start
en vervolgens op het pijl
pictogram en klik ten slotte op Afsluiten.
3 batterijlipje
Een pc-kaart of blanco kaart
verwijderen).
verwijderen).