5. Controle na installatie en test
Zorg dat onderstaande punten gebeuren na de installatie van de elektrische takel.
(1) Controle voor werking
(2) Controle in onbelaste toestand (zonder last)
(3) Controle in normale omstandigheden met een nominale belasting
Voor de controles en testen zie "Dagelijkse inspectie" (pagina 16)
Als het volgende gebeurt bij het controle van het hijsen zonder last dan is waarschijnlijk dat de
negatieve fase is aangesloten.
Werkt het toestel niet, draai dan de hoofdschakelaar om en controleer de
stroomdraden R en T en verwissel deze.
Het binnenste van de drukknop alsmede de bedrading in de elektrische
takel mogen nooit verwisseld worden, aangezien dit zeer gevaarlijk kan
zijn.
De elektrische takel mag niet gebruikt worden indien de lastketting
geknikt, verdraaid is of in de knoop zit.
Bij meerdere lasttouwen kijk of de ketting niet is omgeslagen
Bij een 1-fase elektrische takel stop onmiddellijk met de bediening ervan indien
u een vreemd geluid bij de motor hoort. Dit kan het resultaat van een
spanningsval zijn.
Is de spanning niet juist dan kan de motor doorbranden.
Bij sommige modellen zijn de ketting met draden ingebonden om te voorkomen
dat ze tijdens het transport in de knoop raken. Mocht dit het geval zijn dan
dienen deze draden voor de bediening van het toestel in hun geheel verwijderd
te worden.
Ben er op bedacht, niet dat stukken draad, vinyl en waarschuwingsetiketten
enz. in de elektrische takel worden getrokken.
Zorg ervoor dat u de takel niet voortdurend te ver laat door hijsen en door laat
zakken zodat constant de eenheid ter voorkoming hiervan in werking moet
treden.
Dit apparaatje moet uitsluitend en alleen beschouwd worden als een
hulpmiddel in noodsituaties en kan aldus niet constant gebruikt worden.
Na installatie is het aanbevolen om de afmetingen van de opening van de haak en van het deel waaraan het touw
wordt vastgemaakt op te meten en op te schrijven.
Bij controle van de benedenhaak zijn deze gegevens nodig om de afmetingen van de haakopening, de mate van
slijtage etc. te kunnen vergelijken.
VI) WAARSCHUWING BIJ HANTERING
Het toestel mag alleen bediend worden door personen die bekend zijn met de
bedieningshandleiding en de inhoud van de labels met instructies.
Het toestel mag alleen bediend worden door personen die een opleiding in
overeenstemming met de regelgeving in uw land hebben genoten voor de
bediening van kranen, hijstoestellen e.d. Het is de taak van de werkgever om
onbevoegden uit de buurt van het toestel te houden.
ATTENTIE
ATTENTIE
20