De
bedrijfsmodus
van
de
hoofdafstandsbediening van de VRV-DX-binnenunit.
[6-02] Optie Verwarmingskit.
Om de verwarmingskit als optie van de HXY(080/125)-
warmtepomp in te schakelen, wijzig lokale instelling [6-02]=1 (de
standaardwaarde is "0").
Vanaf dat punt houdt het warmtepompsysteem rekening met de
verwarmingskit voor het bepalen van de werking. Wanneer de
verwarming van deze kit in bedrijf is, verschijnt het symbool van
deze verwarming op de afstandsbediening van de hydrobox. Zie
"9. De
optionele
EKBUHAA(6V3/6W1)
installeren" op pagina
26.
[6-03] Niet bruikbare instelling.
[8] Optie instellen
[8-00] Temperatuurregeling via gebruikersinterface.
[8-00]=0 de unit werkt volgens de temperatuur van het
aanvoerwater. Dit is de standaardinstelling.
[8-00]=1 de unit werkt volgens de kamertemperatuur. Dit
betekent dat de gebruikersinterface als kamerthermostaat
wordt
gebruikt,
zodat
woonkamer kan worden geplaatst om de kamertemperatuur
te regelen.
[8-01] Niet bruikbare instelling.
[8-02] Noodbedrijf.
In noodgevallen kan de verwarmingskit voor verwarming
zorgen, niet de hydrobox. De noodstand kan via instelling
[8-02]=1 ingeschakeld worden (de standaardwaarde is "0").
De warmtepomp van de hydrobox wordt stilgelegd zodra u de
noodstand inschakelt. De pomp van de binnenunit wordt gestart,
maar het verwarmen zelf gebeurt door de verwarmingskit. Als er
geen storingen zijn in de aanvoer- of retourwaterthermistoren
van de hydrobox, kan de verwarmingskit als het noodbedrijf
beginnen te werken.
[8-03] Niet bruikbare instelling.
[8-04] Vorstbeveiliging.
De unit heeft een beveiliging tegen vorst met 3 instelbare
niveaus:
[8-04]=0 beveiliging niveau 0 (standaard: geen beveiliging).
[8-04]=1 beveiligingsniveau 1.
[8-04]=2 beveiligingsniveau 2.
De vorstbeveiliging is alleen actief wanneer de unit in thermo
UIT staat. Als vorstbeveiligingsniveau 1 is geactiveerd, start de
vorstbeveiliging als de buitenomgevingstemperatuur <4°C en
als de aanvoer- of retourwatertemperatuur <7°C is. Bij
vorstbeveiligingsniveau 2 begint de vorstbeveiliging zodra de
omgevingstemperatuur <4°C is.
In beide gevallen werkt de pomp en als de aanvoer- of
retourwatertemperatuur gedurende 5 minuten <5°C is, start de
unit op om te lage temperaturen te voorkomen.
[9] Automatische temperatuurcompensatie
Indien nodig kan een thermistorwaarde van de unit worden
aangepast met een correctiewaarde. Dit kan worden gebruikt als
tegenmaatregel voor thermistortoleranties of een capaciteitsgebrek.
De gecompenseerde temperatuur (= gemeten temperatuur plus
compensatiewaarde) wordt dan gebruikt voor de regeling van het
systeem en wordt aangegeven in de temperatuuruitleesstand.
[9-00] Compensatiewaarde aanvoerwatertemperatuur voor de
verwarming.
[9-01] Zelfcorrigerende functie aanvoerwaterthermistor.
Wanneer deze functie geactiveerd wordt, zal zij rekening
houden met de omgevingscondities van buiten en de gemeten
waarde corrigeren die voor de logica gebruikt zal worden.
Voorbeeld: wanneer de omgevingstemperatuur hoog is tijdens
het koelen, zal de logica de door de aanvoerwaterthermistor
gemeten waarde naar een lagere waarde corrigeren om
rekening te houden met de hoge omgevingstemperaturen van
de meting.
[9-02] Niet bruikbare instelling.
HXY080+125A8V1B
Binnenunit voor VRV IV-Systeem
4P405267-1 – 2015.04
unit
wordt
geregeld
via
verwarmingskit
de
gebruikersinterface
in
de
[9-03] Compensatiewaarde aanvoerwatertemperatuur voor de
koeling.
[9-04] Niet bruikbare instelling.
[A] Optie instellen
[A-00] Niet bruikbare instelling.
[A-01] Niet bruikbare instelling.
[A-02] Instelling eind-∆T pomp (verwarming).
Afhankelijk van het soort afgiftesysteem van het systeem, kan
de ∆T over het afgiftesysteem over 3~8°C gewijzigd worden. De
standaardwaarde is 5°C voor ventilatorconvectoren of voor
vloerverwarmingslussen.
[A-03] Over-/onderschrijdingswaarde aanvoerwatertemperatuur
Met
deze
instelling
(verwarming)/onderschrijding
wanneer de unit werkt volgens het aanvoerwater.
[A-04] Niet bruikbare instelling.
[b] Niet bruikbare instellingen
[C] Limieten voor de aanvoerwatertemperatuur
de
[C-00]
Maximum
verwarmingsmodus.
[C-01] Minimum instelpunt aanvoerwater in verwarmingsmodus.
[C-02] Maximum instelpunt aanvoerwater in koelmodus.
[C-03] Minimum instelpunt aanvoerwater in koelmodus.
Indien een aanvoerwatertemperatuur van 5°C gewenst wordt,
moet deze limiet aangepast worden. Let evenwel op: dit kan uw
systeem nadelig beïnvloeden.
[C-04] Niet bruikbare instelling.
[d] Niet bruikbare instellingen
[E] Servicestand
[E-00] Niet bruikbare instelling.
[E-01] Niet bruikbare instelling.
[E-02] Niet bruikbare instelling.
[E-03] Niet bruikbare instelling.
[E-04] Enkel de pomp werkt (om te ontluchten)
Het is heel belangrijk dat bij installatie en de indienstneming van
de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd.
Met deze lokale instelling kan de pomp worden ingeschakeld
zonder de unit te gebruiken. Op deze manier kan de lucht beter
uit het unit worden verwijderd.
[E-04]=0 normale werking van de unit (standaard)
[E-04]=1 pomp werkt op lage snelheid
[E-04]=2 pomp werkt op hoge snelheid
Indien u [E-04]=1 of 2 selecteert, zal de unit de
ontluchtingsfunctie activeren. Deze functie is handig om alle
lucht
uit
ruimteverwarming als in ruimtekoeling).
Pomp werkt gedurende 40 minuten
[F] Optie instellen
[F-00] Instelling eind-∆T pomp (koeling).
Afhankelijk van het soort afgiftesysteem van het systeem, kan
de ∆T over het afgiftesysteem over 3~8°C gewijzigd worden. De
standaardwaarde is 5°C voor ventilatorconvectoren of voor
vloerverwarmingslussen.
[F-01] Niet bruikbare instelling.
[F-02] Niet bruikbare instelling.
[F-03] Niet bruikbare instelling.
[F-04] Niet bruikbare instelling.
kan
de
toegestane
(koeling)
ingesteld
instelpunt
aanvoerwater
het
systeem
te
verwijderen
[E-04]=1 of 2
Installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing
overschrijding
worden
in
(zowel
in
21