Code alarm
Test alarm
AL06
GEEN
PELLETS
AL07
THERMOST
BEVEILIG
AL08
GEEN
ONDERDRU
AL09
TREK
MINIMAAL
AL11
VIJZEL
FOUT
AL12
ENCODER
VIJZEL
AL13
ABNORMAL
VLAM
Reden alarm
• Tijdens de werking, daalt de temperatuur van de rook
onder de waarde DREMPEL BEDRIJF.
• Interventie veiligheidsthermostaat.
• Interventie veiligheidsdepressiemeter.
• Het debiet van de brandlucht valt niet binnen het
ingestelde bereik.
• De motorreductor voor het laden van de pellet wordt
voortdurend geactiveerd.
• De elektronische kaart detecteert niet het correcte
aantal toeren van de motorreductor
• Tijdens de stabilisatiefase (Vlam aanwezig) stijgt de
temperatuur van de rook niet boven de DELTA VLAM.
Belangrijkste oplossingen
• Controleer of het niveau PELLET in het
reservoir voldoende is.
• Controleer of de tijden voor het laden van
de PELLET correct ingesteld zijn.
• Controleer de waarde van de parameter
DREMPEL BEDRIJF.
• Alvorens het product opnieuw in te
schakelen, kan het nodig zijn pellet te
laden vanuit het MENU 07. De volledige
lediging van het reservoir houdt over
het algemeen ook de lediging van de
toevoerschroef in; hiervoor moet men
dus het product inschakelen met een laag
pelletniveau, wat waarschijnlijk tot een
alarm GEEN ONTSTEKI zal leiden. Na de
Lading Pellet uit het MENU 07 uitgevoerd
te hebben, moet men de vuurpot ledigen,
d.w.z. het product inschakelen met een
reine vuurpot.
• Controleer
de
werking
van
verversingsventilator
• Controleer of de kachel erg vuil is en reinig
hem eventueel.
• Controleer de parameters voor het laden
van de PELLET.
• Controleer
de
integriteit
van
v e i l i g h e i d s t h e r m o s t a a t
e n
desbetreffende elektrische verbindingen.
• Controleer of de afvoerpijp van de
verbrandingsproducten verstopt is.
• Controleer de integriteit van het
onderdeel en controleer of de elektrische
verbindingen overeenstemmen met het
elektrisch schema.
• Het silicone buisje is niet aan de connector
P2 verbonden.
• Controleer of de ingang van de brandlucht
vrij is en niet gedeeltelijk verstopt is.
• Controleer of de schoorsteen vuil is en
dus de doorgang van de rook mogelijk
aanzienlijk verminderd wordt.
• Controleer de reiniging van de wisselaar of
van de deflector (het bovenste deel van de
verbrandingskamer).
• Controleer
of
de
deur
van
verbrandingskamer van de kachel goed
gesloten is.
• Controleer of de gaten van de vuurpot niet
verstopt zijn.
• Wacht na het uitschakelen van de kachel
tot deze volledig afgekoeld is, en schakel
hem dan weer in. Misschien moet de
elektronische kaart of de motoreductor
vervangen worden.
• Contacteer het gespecialiseerde
Technisch Dienstcentrum
• Controleer de waarden voor het laden van
de pellet en de ventilatie van de rookafvoer,
deze zijn mogelijk niet correct en houden
de vlam na het inschakelen niet aan.
de
de
d e
de
27