Wanneer het afdruktype
(p. 80) is ingesteld op [Index],
selecteert u een beeld met
of
. Vervolgens kunt u
beelden markeren of de
markering van beelden
verwijderen met
of
Er wordt een vinkje op het
gemarkeerde beeld
weergegeven.
Druk op
om terug te gaan naar de
indexweergave. U kunt dezelfde procedures
gebruiken voor het selecteren van beelden in de
indexweergave (3 beelden).
Alle beelden op een CF-kaart
Druk op
om naar de
indexweergave (3 beelden) te
gaan.
U geeft op dat u één exemplaar van elk beeld wilt
afdrukken door op de knop SET te drukken, [Markeer
alles] te selecteren met
nogmaals op de knop SET te drukken.
Wanneer het afdruktype is ingesteld op [Standaard] of
[Beide], kan de instelling voor het aantal
afdrukexemplaren voor elk beeld worden gewijzigd.
.
of
en vervolgens
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de
afdrukinstellingen worden gewist. Voor de
instructies met betrekking tot het wijzigen van de
instellingen leest u stap 3 nogmaals vanaf het
begin.
U kunt alle instellingen annuleren door [Wis
alles] te selecteren.
4
Druk op de knop MENU.
De instellingen zijn voltooid en het menu Print
Opties verschijnt opnieuw.
De beelden worden afgedrukt in de volgorde
van de opnamedatum (vanaf het oudste tot
het nieuwste beeld).
Er kunnen maximaal 998 beelden worden
ingesteld.
Wanneer [Afdruktype] is ingesteld op [Beide],
kan het aantal exemplaren worden ingesteld.
Wanneer het afdruktype is ingesteld op
[Index], kan het aantal exemplaren niet
worden ingesteld (er wordt slechts één
exemplaar afgedrukt).
Afdrukinstellingen kunnen ook op de
computer worden opgegeven met behulp
van de meegeleverde software
(ZoomBrowser EX of ImageBrowser).
Diverse functies
79