Basisfuncties
Nadat u een foto hebt genomen door de
sluiterknop geheel in te drukken, verschijnt
het beeld ongeveer drie seconden op het
LCD-scherm (of de weergaveduur die u
hebt ingesteld van 3 tot 10 seconden).
Als u de knop SET indrukt terwijl het beeld
wordt weergegeven, blijft dit op het scherm
staan (p. 34).
Zolang een opgenomen beeld wordt
weergegeven op het LCD-scherm, kunt u
de belichting controleren aan de hand van
de grafiek (zie Het histogram). Hierop kunt
u de verdeling van de
helderheidsgegevens zien. Als de
belichting moet worden bijgesteld, stelt u
de belichtingscompensatie in en maakt u
de opname opnieuw. Druk op de knop
DISP. als het histogram en de andere
gegevens niet worden weergegeven.
De beeldinformatie die door deze camera
wordt opgenomen, wordt mogelijk onjuist
weergegeven op andere camera's.
Beeldinformatie die door andere camera's
is opgenomen, wordt mogelijk onjuist
weergegeven op deze camera.
30
Het histogram
Het histogram is een grafiek aan de hand
waarvan u de helderheid van het opgenomen
beeld kunt beoordelen. Hoe groter de
vertekening links in de grafiek, hoe donkerder
het beeld. Hoe groter de vertekening rechts in
de grafiek, hoe lichter het beeld. Als het beeld
te donker is, stelt u de
belichtingscompensatie in op een positieve
waarde. U moet de belichtingscompensatie
dus ook instellen op een negatieve waarde
als het beeld te helder is (p. 65).
Voorbeelden van histogrammen
Donker beeld Evenwichtig beeld Helder beeld