Inbedrijfstelling
7.1 Controleren zonder netspanning en zonder motor
Controleren van de aangelegde spanningen
1. Controleer welke spanningen op de stuurkabelklemmen van de -A1-X2 aanwezig zijn.
– Alleen op de groene aansluitingen boven resp. aan aansluiting 37 mag een spanning
– Op alle andere aansluitingen mag een maximale spanning van 32 V staan.
2. Vergelijk de netspanning die u gaat aansluiten met het typeplaatje van de omvormer.
Gedetailleerde informatie vindt u in de onderstaande tabel.
3. Sluit bij kastapparaten met aanduiding 2T..-8....-..., bovendien de transformator voor de
ventilator -T4 aan op de nominale netspanning en controleer of de transformator op de
juiste spanning is aangesloten.
– Bij compacte apparaten met de aanduiding 2T..-0....-..., wordt de voeding voor de
– Dit hoeft niet te worden ingesteld.
Tabel 7- 1
Apparaat
400 V Compact apparaat
400 V Kastapparaat
500 V Apparaat
690 V Apparaat
Hardware-instellingen
• Stel de DIL-schakelaars S1 en S2 overeenkomstig de eisen in.
Voor nadere informatie, zie het hoofdstuk "DIL-schakelaars "S1" en "S2" (Pagina 147)".
Isolatie controleren
1. Neem de nodige veiligheidsmaatregelen in acht zoals afschermen van naastgelegen delen
van de installatie etc.
2. Verbind de aansluitklemmen U1, V1, W1, U2, V2, W2.
114
van 32 V tot 250 V staan.
ventilatoren van het tussencircuit afgenomen.
Spanningsbereik van de verschillende types
Typebenaming volgens het
typeplaatje
2T..-0.40.-...
2T..-8.40.-...
2T..-..50.-...
2T..-..69.-...
Montage- en bedieningshandleiding SINAMICS G180
Netspanningsbereik
230 V ... 500 V
230 V ... 415 V
230 V ... 500 V
400 V ... 690 V
Bedieningshandleiding, 07/2020, 4BS0751-010