5.4.1 Luchtstroomsnelheid regelen
5.5 Uitblaasrichting
FTXP20~35M5V1B9
Daikin kamerairconditioners
4D520466-7C – 2020.03
INFORMATIE
▪
Als de unit het temperatuurinstelpunt bereikt in de stand koelen, verwarmen of
in de automatische stand. De ventilator stopt.
▪
In de droogstand kan de luchtstroomsnelheid NIET worden ingesteld.
1 Druk op
Wanneer. Stel de uitblaasrichting in naar wens.
Wat. Het systeem blaast de lucht uit in de door de gebruiker ingestelde richting
(variabele of vaste stand). De verticale kleppen bewegen.
Instelling
Verticaal automatisch
draaien
[—]
VOORZICHTIG
▪
Regel de hoek van de horizontale klep ALLEEN met een gebruikersinterface.
Wanneer u de horizontale klep met de hand verplaatst terwijl ze draait, geraakt
het mechanisme defect.
▪
Verander de stand van de verticale kleppen voorzichtig. In de luchtuitlaat draait
een ventilator met hoge snelheid.
Opmerking: Het draaibereik van de horizontale klep hangt af van de bedrijfsstand.
De horizontale klep stopt in de bovenste stand wanneer de luchtstroomsnelheid bij
het omhoog en omlaag draaien op laag wordt ingesteld.
a
b
c
a
Draaibereik horizontale klep bij koelen of drogen
b
Draaibereik horizontale klep bij verwarmen
c
Draaibereik horizontale klep bij alleen ventilator
Wanneer. Stel de uitblaasrichting in naar wens.
Wat. Het systeem blaast de lucht uit in de door de gebruiker ingestelde richting
(variabele of vaste stand). De horizontale of verticale kleppen worden hiervoor
bewogen.
om de uitblaasinstelling als volgt te veranderen:
Beweegt omhoog en omlaag.
Blijft in een vaste stand.
|
5
Uitblaasrichting
Uitgebreide handleiding voor de gebruiker
Functie
21